Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerzeearend3

(Een verslag met foto's in PDF is pdfhier te lezen).

Het wordt er niet makkelijker op elk jaar weer een bestemming te vinden die nieuw, de moeite waard en betaalbaar is. In oktober 2011 werd bekend gemaakt dat we naar Bulgarije zouden gaan. Nou ja bekend gemaakt: de data, de regio, het hotel en de kosten moesten nog worden vastgesteld. En wat weten we eigenlijk van Bulgarije?

Het ligt aan de Zwarte Zee. Het heeft een landklimaat, strenge winters en hete zomers. De zee heeft geen eb en vloed en wordt ’s zomers steeds warmer. Eind augustus tot zeker 30 graden. Het is drie keer zo groot als Nederland en het heeft zo’n zeven miljoen inwoners, waarvan bijna de helft in de vier grote steden. De geschiedenis van het land gaat terug tot de Griekse beschaving, vervolgens werd het onderdeel van het (Oost)Romeinse Rijk. Het werd in de vroege middeleeuwen gekerstend; de Kruisvaarders bouwden er forten. Het schrift werd door monnik Cyrillus ontworpen en wordt nog steeds in Bulgarije en Rusland gebruikt. Als je een Bulgaar wilt beledigen moet je vragen of ze ook Russisch schrift hebben. Bulgarije vormde vanaf de vijftiende eeuw een onderdeel van het Ottomaanse Rijk. Eind 19de eeuw werd het een zelfstandig Koninkrijk.

De meesten van ons weten er weinig meer van dan dat het sinds begin 20ste eeuw een communistische vazalstaat van de Sovjet-Unie was. Dat het een wat primitief, arm boerenland was, waarmee de meeste burgers van de westerse wereld geen contact hadden.

Sinds het communisme is verdwenen zijn er een aantal vogelreizen gemaakt, onder andere door Paul van de Poel en Dick Jonkers. Hun verslagen, en ook dat van Rien Sluys van de VWG Noordwijk, waren zeer intrigerend: “Een Vogelparadijs”. De keuze voor Bulgarije was dus niet moeilijk, en de onzekerheden over de organisatie bleken geen bezwaar om zich op te geven. Al snel stond de teller boven de 36, het maximum aantal. Na wat afzeggingen en wat laatste aanmeldingen stonden we op 13 mei met precies 36 vogelaars op Schiphol in te checken.

Toen we over Bulgarije vlogen zagen we onder ons voornamelijk “landschap”. Berglandschappen, grote bosgebieden met meertjes en stroompjes, en hier en daar weggetjes en akkertjes met wat boerengehuchten. Zeker geen industriegebieden of steden van enige omvang. Hier, onder ons, lagen uitgestrekte natuurgebieden waar de invloed van de mens nauwelijks te zien is. Dat beloofde wat.

We landden in Bourgos, waar de eerste Torenvalk en Kouwtjes zagen dat de minibusjes met onze Bulgaarse gidsen/chauffeurs Minko, Mladen, en Daniel klaar stonden. In colonne met de Hollandse chauffeurs Hans, Evert en Luud reden we naar ons hotel, Kini Park, bij Varna. Tevoren was er een indeling gemaakt van groepjes van zes (zes Utrechters, zes fotografen, zes nieuwelingen, zes kenners etc) verdeeld over de zes busjes; elke twee busjes vormden een aparte groep met één Bulgaarse gids en één “eigen” chauffeur.

De rit van Bourgos naar het hotel, zo’n 120 km naar het noorden, begon toen het nog licht was. Zagen we niet al wat bijeneters op de telefoonlijnen? Halverwege werd het donker en konden onze chauffeurs meteen wennen aan wat de Bulgaarse wegen voor ze in petto hadden. Bijna vier uur zijn we onderweg geweest. In Varna, toen we dachten dat we er bijna waren ( maar in het echt nog 20 km) zagen we uilen (niet zo snel te zien of het echt Kerkuilen waren) rond de prachtig verlichte toren van de kathedraal cirkelen. Toen we eindelijk, verreisd, gaar en hongerig aankwamen hoorden we - de kenners althans – bij de parkeerplaats meteen het geluid van de Dwerguil en bleek het hotel op ons gewacht te hebben met de warme hap. Met ook nog een glaasje fris, kikkerde iedereen weer snel op, en zagen we er naar uit om de volgende ochtend om half acht te vertrekken voor de eerste excursie.

Het hotel bleek een schot in de roos. Alleen al vanaf het terrein zijn de volgende soorten waargenomen: Kuifaalscholver, Vale Spotvogel, Nachtegaal, Zwarte Roodstaart, Blauwe reiger, Groene specht, Bonte Vliegenvanger, Kwak, Vale Pijlstormvogel, Cirlgors, Roodborst, Grijskopspecht, Noordse Gele Kwikstaart, Syrische Bonte Specht, Appelvink, Gaai, en Zwartkopmeeuw. Kennelijk een aantrekkelijk plekje, maar ook voor ons; het was gastvrij, schoon, en van alle gemakken voorzien zelfs van een … pinautomaat. Al stond er een juffrouw bij die je paspoort wilde copieren en wat niet al, maar je kreeg uiteindelijk je levski’s, en niet te duur.

Zonder de onmisbare hulp en de onschatbare adviezen van Dimiter Georgiev hadden we niet zo’n mooie reis kunnen organiseren. Dimiter is de baas van Neophron (Latijnse naam voor aasgier) het reisbureau van de “Vogelbescherming Bulgarije”. Hij regelde niet alleen de minibusjes en de gidsen, maar ook had hij voor ons een zestal dagexcursies gepland naar verschillende gebieden rond Varna. Het landschap is er erg gevarieerd; bos-, steppe- en moerasachtig, lieflijke groene dalletjes met riviertjes, maar ook met stenige droge bodems omgeven door steile kliffen; kustgebieden met zowel steile kapen als zandstranden. Verder is de oostkust van Bulgarije een trekgebied waar vele vogelsoorten in voor- en najaar overheen trekken. Neophron had zeer afwissellende excursies voor ons gepland, die we, in groepjes van twee busjes, elke dag hebben maakten. Ons hotel lag ten noorden van Varna. Alleen als de excursie naar het Noorden ging hoefde je niet door de stad, maar anders altijd. Het verkeer liep behoorlijk door, en het was een leuke route, maar je kunt je niet voorstellen hoe de situatie met de bij ons gebruikelijke drukte zou zijn.

Vol verwachting klopt ons hart, en zo stonden we s’ochtend om half acht startklaar. De Bulgaarse gidsen hadden er dan al drie kwartier rijden opzitten om bij het hotel te komen. Voor zeven uur ’s avonds waren wij nooit thuis, en dan konden zij nog aan die laatste drie kwartier beginnen. Ze vonden dat volkomen normaal en deden er alles aan om ons zo veel mogelijk aan onze trekken te laten komen.

GORICA, KAMCISKA PLATEAU, OOST-BALKAN GEBIED

Naar het zuiden, langs de weg naar Bourgos ligt bij Gorica, een blokhutachtig restaurant annex kinderboerderij met aan de overkant een “riverine forest”, een rivierbegeleidend bos. Lastig terrein om te lopen, een onregelmatig oppervlak met veel takken en omgevallen bomen. Er zat al behoorlijk wat blad aan de boom dus je hoorde genoeg, maar waarnemen was lastig. Meest opvallend en goed waar te nemen: een nest met Appelvinken en een koppel Middelste Bonte Spechten dat druk was met voeren al konden we het nest niet vinden. Ook wat Zwartkoppen en de Vliegenvangers, maar die zagen we nota bene in het restaurantje bij de koffie veel beter. Er schoten de Boeren- en Roodstuitzwaluwen over onze hoofden, maar misschien wel de meeste aandacht, zeker van de fotografen, trok de Oostelijke Smaragd-Salamander. Na de koffie een stukje terug naar het noorden en dan westwaards richting het Oost-Balkan berggebied. Bij die afslag zagen we de eerste Grauwe Klauwier. Iedereen vond het heel bijzonder, nog niet beseffend dat het één van de meest waargenomen vogels zou worden.

Toen volgde een lange tocht langs Djulino naar Panicovo over een slingerende boerenweggetjes door bos- en heuvelachtig gebied. Regelmatig passeerden we boerengehuchtjes, waar de kippen, ganzen, geiten en schapen los rondliepen en de boerin zorgde dat de levende have bij elkaar bleef. Weilanden met koeien en paarden waren niet afgezet en die staken dan ook doodgemoedereerd de straat over. Oude boertjes op hun kar met ezeltjes ervoor zag je wat gras en brandhout ophalen. Met de moestuintjes voor de huisjes zag het er allemaal erg romantisch en rustiek uit; in wezen was het schrale armoe.

Voor vogels was het een ideale habitat. Grote variëteit: overal Bijeneters, en verder diverse soorten vliegenvangers, zwaluwen, klauwieren, gorzen, Koekoeken, Boomklevers, Rouwmezen en (maar helaas niet gezien) Draaihalzen. En op het meer open land Kleine Klapekster, Hop, Ortolaan en leeuweriken.

Dichter bij de bergen steeds meer roofvogels zoals Buizerd, Grauwe Kiekendief, Torenvalk, Wespendief en Arendbuizerd.

Vervolgens zelfde weg terug richting kust. In de regio van onze excursies rond Varna, waren er veel verschillende soorten kustlandschappen. Zowel de ons bekende brede zandstranden soms met een bosachtige begroeiing erachter dan weer met gebieden met poelen en rietkragen. Maar ook smallere zandstranden met een soort laag duingebied erachter begroeid met wat duingras en riet. Verder zijn er rotskusten met steile hoge kapen en kuststroken met smalle stranden waar riviertjes in zee uitmonden, de éne keer rechtstreeks, de andere keer in een soort delta- of moerasgebiedje. Bij deze excursie waren we bij de monding van de Kamcia een riviertje dat rechtstreeks in zee uitloopt. De loofbomen groeiden tot op het smalle strand, waarbij zich wat zandbanken hadden gevormd, ideaal gebied voor zeevogels en steltlopers. Een kleine selectie; Groenpootruiter, Kleine Plevier, Krombekstrandloper, Ralreiger, Geelpootmeeuw en kwikstaarten.. Ook weer een prachtig plekje, slechts ontsierd door een waarnemingspost van de Bulgaarse marine die (Russische?) schepen, waar er inderdaad nogal wat van voor de kust dobberden, in de gaten hield.

POBITO KAMANI KLIFFEN, VARNA MEER EN RAVDELNA

We gingen van Varna westwaards. Eerst door de stad langs de noordkant van de rivier (eigenlijk een binnenzee) door buitenwijken naar het westen. Van deze buitenwijken word je niet vrolijk; tientallen jaren oude flats, achterstallig onderhoud, overvol en veel straatvuil. Vervolgens leidt de weg langs industrie-gebieden waar vele zware vrachtwagens hun lading ophalen en wegbrengen. Aan de ene kant van der weg stinkende bedrijven aan de andere kant heuvelgebied waar - tot je verbazing, maar de natuur is sterk - de vogels welig tieren. In de buurt van Ezerova is er tegen een heuvel een wand van zeker 80 meter breed en zo’n acht meter hoog met de holen van honderden Oeverzwaluwen. Ze zwermden als bijen voor hun korf. Bij de komst van een Boomvalk waren ze ineens verdwenen, om even plotseling weer terug te zijn toen het gevaar kennelijk was geweken. Tussen al die Oeverzwaluwen zagen we ook bijeneters die van over de heuvel naar beneden zwermden.

Na deze stop door naar de kliffen. Eerst volgden we nog een tijdje de weg om voorbij Beloslav rechtsaf te slaan de “natuur” in. Het gebied van de kliffen geeft een heel bijzonder landschap te zien. Miljoenen jaren geleden lag dit onder zeeniveau. De toenmalige bodem bestond uit hardsteen en kalk, waarvan de kalk in de loop der tijden in grote delen is geërodeerd, Hierdoor is er een wand overgebleven die lijkt te bestaan uit hardstenen zuilen. Het landschap gaf het volgende beeld; een brede vlakte, aan één kant begrensd door een tweehonderd meter hoge kliffenwand met de zuilen/pilaren, en aan de andere kant door een bosrand. In de stenige vlakte troffen we diverse tapuiten, vinken, Hop, Raaf en zwaluwen, terwijl Wespendieven, Schreeuwarenden en Arendbuizerds regelmatig overvlogen, en ook hier overal, Bijeneters en klauwieren. Als klap op de vuurpijl werden we verrast door een vlucht van zeker vijfhonderd Roze Pelikanen die over de kliffen kwamen aanzeilen (vleugelbeweging was niet te zien) en richting Donau Delta trokken.

Vervolgens terug richting Beloslav waar we met de pont de rivier/ binnenzee overstaken. Aan de overkant de vrij steile kust omhoog tot bij een uitkijkpunt waar je een goed uitzicht op het Varna-Meer had. Daar werd geluncht en het meer afgespeurd naar ooievaars, sterns, rallen, eenden, Meerkoeten, (Purper)reigers, en regelmatig overvliegend roofvogels.

De dag was nog lang niet voorbij en de gids stelde voor verder het binnenland in te gaan op zoek naar gieren. Een prachtige tocht door de heuvels volgde tot we bij Ravdelna, niet meer dan een gehucht, kwamen waar wij wat gingen vogelen en de gids even alleen naar gieren ging zoeken. We zorgden met onze telescopen en camera’s voor wat commotie bij de bewoners, die - slechte herinneringen aan het verleden? – het maar niks vonden dat wij daar stonden te observeren en fotograferen, en bovendien over hun weilanden liepen. Gelukkig konden we de onrust wegnemen toen duidelijk werd dat we “maar” buitenlanders waren die vogeltjes kwamen kijken. Eén van deze vogeltjes was overigens een Syrische bonte specht, die ergens in een tuintje zijn nest had.

Dan weer met gids verder het dal in, tot dat zo’n beetje doodliep. We waren op een van de mooiste plekjes gekomen die je je kunt voorstellen. Een cirkelvormig terrein met een middellijn van 300 m waarvan de ene kant begroeid was met een loofbosje, met aan de andere kant een klein meertje, waartussen wij stonden te vogelen. Het geheel was omringd door aan de éne kant steile, geelkleurige rotswanden, en aan de andere kant door een dichtbegroeide helling. Toen wij er waren stond de zon al vrij laag waardoor alles heel helder belicht werd. Kennelijk moeten vele vogels dit ook een paradijsje gevonden hebben. Wielewalen hebben we tijdens deze reis veel gehoord, maar zelden hebben we een Wielewaal in al zijn felgele pracht zo vol, en zo lang in beeld gehad; en heel duidelijk: “Diedeljohoo klonk zijn lied”. In dezelfde bosrand, behalve de altijd aanwezige Bijeneters en Klauwieren, de Groenling, Baardgrasmus, Braamsluiper, zwaluwen en Tjiftjaf. Als grote bijzonderheid , hoog tegen de rotswand op een richel vol in de zon het nest van de Aasgier. Vanwege het risico op diefstal van het ei c.q. jong was er permanente bewaking door een militair. Een tragische figuur - getekend, naar ons bleek, door zijn ervaringen in Joegoslavië - die de hele dag in zijn eentje voor de veiligheid van het gierenjong moest zorgen. Hij was duidelijk blij met ons gezelschap (inclusief koekjes en sigaretjes) en belangstelling, en zeker ook omdat hij door onze telescopen voor het eerst de hem toevertrouwde baby goed kon zien. Alsof dat nog niet genoeg was, lieten ook overvliegende Arendbuizerds, Dwergarenden, en Wespendieven zich bewonderen.

Op weg naar huis toch nog “even” naar de kust, naar de monding van een of ander riviertje. Ook dat was weer een prachtig stukje natuur, waar je vele zonnende badgasten zou verwachten, maar er was … niemand.

KAAP KALIAKRA KLIFFEN, SABLA EN STEPPEN

Een lange rit noordwaarts, door een in cultuur gebracht gebied met groenten, maïs en koren, die we regelmatig onderbraken voor de bekende stops om van alles en nog wat te bekijken. Op Kaap Kaliakra ligt een oud kruisvaardersfort, gebouwd op Romeinse ruïnes; een toeristische attractie met een restaurant en een fantastisch uitzicht op zee. De kaap is een ruim honderd meter hoge rotspunt op het uiterste puntje van een landtong in zee. In de rotsspleten en begroeiing wemelde het van de tapuiten, zwaluwen (waaronder de Alpengierzwaluw) vliegenvangers, waaronder zelfs een Kleine vliegenvanger. Het uitzicht op zee was adembenend met Knobbelzwanen, diverse soorten meeuwen, aalscholvers, futen, eenden en sterns, zelfs scharrelaars en dolfijnen! Grote indruk maakte een Boomvalk die van de top van de rotsen jacht maakte op zwaluwen die diep beneden wat nesten in de rotswand hadden. Voor ons op ooghoogte zag je de Boomvalk bidden om zijn aanval voor te bereiden; dan vloog hij recht naar beneden, met sterke vleugelslagen zijn snelheid spectaculair opvoerend (dat moet wel zo’n tweehonderd kilometer per uur gaan) om dan te proberen zijn slag te slaan tussen de zwaluwen. Dat laatste hebben we niet kunnen zien, maar wel meerdere aanvallen. Een onvergetelijke ervaring.

Van Kaliakra noordwaarts naar Sabla. We nestelden ons voor de lunch bij een nederzetting met een huisje, een verlaten boerderij met een visvijvertje, een sloot en een meer. Kortom een zoetwatergebied waar we wat konden rusten en rondneuzen. Een wandeling langs de sloot leverde een aantal nesten van Buidelmezen op, waarvan we er overigens maar een enkele zagen, en hoorden en zagen we karekieten, kwikstaarten en Putters. Bij het meertje was een Ralreiger druk, en in het vijvertje zaten wat waterschildpadden.

Na deze stop naar de steppen. Tussen Sabla en Kavarna ligt langs de kust een kaal gebied slechts begroeid met gras en wat struikjes, hier en daar onderbroken door wat bosranden. Een landschap dat je helemaal niet zou verwachten en dat je alleen als “steppe” kunt beschrijven. In het noordelijk gedeelte, bij Tjulenovo, zit kennelijk olie; je ziet er nogal wat jaknikkers en pijpleidingen. We zagen daar een aantal Scharrelaars, en een grote kolonie Bijeneters. Verderop tussen Tjulenovo en Balgarevo, waar het echt alleen maar steppe was, toonde onze gids zich van zijn beste kant. Met zijn kennis en ervaring leidde hij ons, in deze kale vlakte, achtereenvolgens naar plaatsen waar de Duinpieper, de Kuifleeuwerik, de Kalanderleeuwerik de Kortteenleeuwerik en tenslotte de Griel zat. Op eigen kracht hadden we ze allemaal nooit gevonden. De Griel was vrijwel onzichtbaar in het veld, maar (het zij erkend) met wat “hulp” kwam hij in beweging waardoor hij voor iedereen duidelijk herkenbaar (zijn grote oog) was.

DURANKULAK WETLANDS, BOLATA-VALLEI EN ALBENA RESORT

Weer een lange rit naar het noorden. Maar op ongeveer het smalste stuk van de route, met aan weerszijden hoge steile rotswanden, moesten we plotseling stoppen. Op een richel op zeventig meter hoogte was een oehoe-nest met twee kuikens. We stonden, zacht gezegd nogal “aso” op de weg geparkeerd, en maakten daardoor al snel kennis met de Bulgaarse politie. Hoge petten, strenge gezichten, maar al gauw te verleiden toch even naar de familie Oehoe te kijken. Zij stonden zo mogelijk nog meer in (op) de weg dan wij, maar daar lette toen niemand meer op. De Oehoe was, na eerdere mislukte pogingen, eindelijk gespot. Je kunt er natuurlijk niet de hele dag blijven dus toch weer verder tot dichtbij de grens met Roemenië. Van de hoofdweg gingen we rechtsaf richting kust. Mooie waarneming van een groep van zeker tien Roodpootvalken op “de draad”. Op de terugweg overigens, op vrijwel dezelfde plek, zagen we de enige Blauwe kiekendief van de hele trip. Eén van de andere groepen zag in dat gebied een verzameling van bijna honderd ooievaars in het veld.

De kust bij Durakulak bestond daar uit een breed zandstrand, met erachter een licht glooiend zanderig gebied met vennetjes, rietkragen en rietbosjes: “Wetlands”. Een andere groep zag er ruim zeventig paren aalscholvers; wij zagen in eerste instantie niet veel totdat onze gids ons weer verbaasde. Na een tijdje geduldig in het riet geloerd te hebben, zagen we de zeldzame (Aziatische) Veldrietzanger. Deze soort komt alleen tijdens de trek even in Europa, en wel hier! Verder Zwartkopgors, Rietgors en karekieten. Er was ook een restaurantje met soort speeltuin en parkeerplaats. In een dikke boom naast de speeltuin zat een boomkleversnest, met actief voerende ouders. Maar, tot onze blije verrassing, zagen we in een andere boom een Nachtzwaluw, kennelijk net van over zee gekomen en zeer moe. Hij deed geen moeite zich te verstoppen of weg te vliegen en was daardoor prachtig te zien. Voor de meesten de eerste Nachtzwaluw uit hun vogelcarriëre.

De volgend bestemming, weer wat zuidelijker, was de Bolata-vallei. De Bolata mondt daar in zee uit bij een deltavormig strandje. Het zat er vol met hele kleine en grotere steltlopertjes, waaronder plevieren etc. Je kon ook langs het riviertje de vallei in, de kanten waren dicht begroeid dus waarnemen was lastig, maar met wat geduld kon je vele zangvogels zien zoals Tjiftjaf (of was het toch Fitis), Snor en karekiet; Koekoeken en Wielewalen hoorde je volop.

Vervolgens weer terug richting hotel. Maar toch eerste nog even een onderbreking bij een bosje waar de Kleine Vliegenvanger zou wonen. Helaas die was niet thuis, wel de nodige Roodstuitzwaluwen, Braamsluipers en Baardgrasmussen. Dan weer door naar wat de bewoonde wereld bleek te zijn. Het Albena Resort met hotels, pretpark, amusement, disco’s en wat al niet meer. Hier zouden de nodige spechten zitten. Een lange wandeling door park en over wegen tussen de hotels (overigens nog allemaal leeg) volgde, maar ook hier pech; de spechten bleven binnen. Deze excursie-dag eindigde misschien wat minder dan hij begon, maar de natuur kun je nu eenmaal niet dwingen.

PROVADIA, DEVNA EN VARNA

Deze excursie ging weer westwaards. Eerst door Varna en dan de autobaan op (de enige vierbaans-weg die we hebben gezien) richting Sofia zo’n 450 km verderop. De provincie Varna wordt van de westelijk gelegen provincie gescheiden door een rivier. Wij vroegen ons af welke provincie verantwoordelijk is voor het onderhoud van de brug over die rivier? Zo te zien geen van tweeën; je moest echt tot zeker 20 kilometer per uur afremmen om zonder schade over de brug over te rijden; een en al gat, grind en gruis.

Na 40 kilometer zuidwaarts de grote weg af naar het dorpje Provadia, waar wat moderner geboerd werd dan in de boerengehuchtjes van het binnenland. De huizen en boerderijen waren hier duidelijk royaler en beter onderhouden. Wij zochten de weg naar de gemeenschappelijke weiden, waar de schapen en koeien graasden, en waar wat oude stallen stonden. Door de regen was het een ware terreinproef; nat, glibberig en vol met kuilen. Onze chauffeurs waren inmiddels zo ervaren dat dit geen probleem opleverde. Hoe verder we van het dorp kwamen hoe ruiger en steniger, en ook heuvelachtiger het werd. Interessant om rond te struinen. Het nodige kleine spul hield zich op bij de stallen, en veel roofvogels hingen in de lucht vanwege de grondeekhoorns. Je zag hun holletjes overal in de grond. Ook veel Hoppen en Tapuiten, en in ruige wanden van een soort slenk werden weer zangvogels waargenomen.

Terug naar het oosten. Een zeer gevarieerde reis met allerlei soorten vogels, waarbij langs een bepaald stuk weg met name de lokvogels opvielen. Door de vele vrachtwagenchauffeurs kennelijk een aantrekkelijk fourage-gebied voor deze lokvogeltjes. Triest om te zien dat meisjes van ver onder de twintig hun bijdrage aan het familie-inkomen zo bij elkaar moeten scharrelen.
Op een open plek in het land moest ineens weer gestopt worden; een giga zwerm Pelikanen, ook zeker weer meer dan vijfhonderd. Je stopt pas met kijken als ze echt niet meer te zien zijn.

Tussen Provadia en Devna kwamen we langs velden met allerlei bloeiende bloemen (onder andere Klaprozen, Kamille, Ridderspoor) in alle kleuren van de regenboog. Daarboven ook nog de kleuren van de bijeneters. In het echt is het prachtig (in de natuur kan alles); op een plaatje kan het alleen maar kitscherig over komen.

Weer wat verder stopten we bij wat meertje en sloten die aan de ene kant vlak tegen een hoogovencomplex aanlagen met stank, rook, treinen en overal afval. Ook hier zie je weer met verbazing dat dat geen bezwaar voor de vogels hoeft te zijn. Alles zat er weer, reigers, rallen, Purperreigers (die nota ben door een vos werden gepest) Kievieten, eenden, karekieten en natuurlijk de ook hier weer aanwezige klauwieren en bijeneters.

Dan terug naar huis via de indrukwekkende brug over de binnenzee bij Varna.

POMORIE ZOUTPANNEN EN -MEER, ATANASOVSKO-MEER, MEER VAN BOURGOS, EN PODA-LAGUNE

Deze bestemmingen liggen rond Bourgos. Omdat we in de avond vanuit Bourgos weer terug zouden vliegen, wordt deze excursie door twee groepen op de laatste dag gemaakt. Eén groep had deze excursie al eerder gemaakt, en die zijn de laatste dag, met een omweg, door het binnenland, naar Bourgos gegaan.

Even kort iets over de omweg door het binnenland aan de westkant van de grote weg Varna-Bourgos. Die leidde langs de mooiste plekjes. Zoals een dalletje met prachtige loofboombegroeiing waar een riviertje door kronkelde, omsloten door steile heuvels. Door het dal wandelend waren we op zoek naar de Syrische bonte specht, hoe mooi ook; de specht was er niet. Wat verder, vrij dicht langs de weg, weer een riviertje waar een kolonie Bijeneters in de oeverwand zat. Prachtig, maar we hadden al zoveel Bijeneters gezien dat het wat minder indruk maakte. Diegenen die op de parkeerplaats waren gebleven hadden meer geluk. Nesten van druk voerende Roodkopklauwieren en Roodstuitzwaluwen. In een holletje (van een grondeekhoorn?) in de grond zat het nest van een Isabeltapuit, die af en aan vloog resp. in en uit kroop, en goed te observeren was. Vandaar weer naar de grote weg Varna-Bourgos die we, ten noorden van Bourgos, bij Aheloi opreden.

Daar liggen, langs de kant van de weg, zoutpannen, die druk door Kleine plevieren, Kleine strandlopers en Kluten, werden bezocht. De Krombekstrandloper liet zich niet zien. Zeer onaangenaam was de ervaring van onze gids (blote benen) die in een tekennest trapte; hij zat er helemaal onder. Gelukkig niet de agressieve soort die zich onmiddellijk vastbijt, zodat hij er met het nodige geveeg en “gevlooi” vrij snel van was verlost.

Door naar het meer van Pomorie, dat je van twee zijden kunt benaderen. Eén zijde ligt langs de grote weg; de andere veel verder aan de rand van de stad waar ook het “zoutmuseum” en het voetbalstadion ligt. Aan beide kanten is veel te zien (waaronder een, naar het schijnt, nogal giftige Miljoenpoot), waarbij de indrukwekkende kolonie Grote sterns het meest opviel. Ook zagen we er onze enige Casarca.

Eigenlijk in Bourgos, richting vliegveld, ligt het Atanasovskomeer. Langs de kant van de weg, op een kaal plekje tussen de rietranden zagen we Dwergsstern, Dunbekmeeuw, Fuut, karekiet, aalscholvers, de nodige eenden en één Woudaapje, maar voor ons waren de pelikanen (kroeskop en rose) en Kwakken het meest bijzonder. Voor pelikanen is dit een verzamelplaats voor de trek naar de Donau delta.Wat verderop ligt het meer van Bourgos, groots en wijds, dat min of meer hetzelfde te zien gaf als bij het Atanasovskomeer.

Weer wat verder, ten zuiden van de stad, bevindt zich de Poda-Lagune. Wij stopten bij een reservaat, bewaakt door een stokoude hond, die alleen maar geaaid wilde worden. Er is daar een info-centrum met een uitkijktoren, van waaruit je een goed zicht hebt over het gebied, en waar je de eerdergenoemde watervogels, maar ook zwarte ibissen!, goed kunt zien. De vlinder-liefhebbers kwamen ook aan hun trekken; veel libellen, maar heel speciaal het Groot Geaderd Witje. Ook hier weer, op zich zelf een mooi stukje natuur met meren, rietkragen en bomen met paden ertussen door, maar naar het noorden zie je de skyline van de industriecomplexen van Bourgos.

Hiermee zijn de excursies wel zo’n beetje beschreven. Er is veel aandacht besteed aan beschrijving van de routes en de landschappen van de verschillende excursies. Hiermee wordt getracht de grote variëteit te schetsen die onze reis zo interessant maakte. In totaal 217 soorten waargenomen, qua aantal dus niets te klagen, maar qua kwaliteit was het buitengewoon. Dat deze soorten er voorkomen ligt aan de natuur, maar wat we hebben gezien was in hoge mate aan onze vrienden Mladen, Minko en Daniel te danken. Onvermoeibaar en altijd gemotiveerd en vriendelijk hebben ze ons een week lang het beste laten zien wat Bulgarije te bieden heeft. Onze dank en waardering is groot.

Het weer dat we hadden leek matig, we hadden namelijk nog al wat regen. Maar eigenlijk was het een zegen; als de zon had geschenen was het gauw zo’n 30 graden geworden en dat had het zwaar gemaakt. We hebben immers ruim duizend km gereden in het bekende vogelaars-tempo, waarbij het grootste gedeelte uit zandwegen en landweggetjes bestond. Het waren lange dagen maar we kwamen altijd “moe maar voldaan” terug. Het hotel verzorgde ons uitstekend; zelfs de verjaardagen van Dick en Frans werden niet vergeten.

De Bulgaren zoals wij ze meemaakten waren aardig en gastvrij. De bevolking zoals we die onderweg wel eens ontmoetten was wat achterdochtig. Aan ons, rijke westerlingen – dat ben je daar echt – drong zich het beeld op dat de communistische heilstaat ze slechts armoede, corruptie en de knoet heeft gebracht. Hopelijk zal het EEG-lidmaatschap ze voorspoed brengen. Zij lijken daar enthousiast over; je ziet op de overheidsgebouwen de EEG-vlaggen breeduit wapperen. Economisch herstel zal nog wel de nodige tijd nemen. Niet alleen is de infrastructuur, op het platteland en in de woonwijken, ouderwets en in slechte staat, maar de bureaucratie, met allerlei briefjes en bonnetjes, is van een andere tijd. Door de ligging en het klimaat leent het land zich natuurlijk goed voor ontwikkeling van de toeristenindustrie. Wat wij zagen was helaas voornamelijk het Costa-del-Sol-toerisme, met massa-hotels, gebouwd met buitenlands geld. Het levert wel wat werkgelegenheid (seizoensgebonden) maar de winst gaat naar het buitenland. Het valt te hopen dat de natuur gespaard zal blijven.

Het oordeel over deze Bulgarije-reis kan alleen maar positief zijn, stellig één van onze betere buitenlandreizen. Veel verschillende en prachtige landschappen en daardoor gevarieerde habitats met als gevolg een zeer divers vogelbestand. Zeker een land om nog eens te bezoeken, misschien het zuidelijk gedeelte en/of de bergen in het centrum. De toekomst zal het leren.