Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerslangenarend

Gaai

Als kind vond ik eens een mooi blauw veertje in het bos, tot mijn verwondering. Ik had toen nog geen idee van welke vogel die veer was, maar het kon niet anders dan een heel mooi vogeltje. Ik fantaseerde dat het een vogel uit ‘Verweggiestan’ zou zijn, en dat bleek te kloppen. Een boswachter die ik er naar vroeg vertelde me dat een Vlaamse gaai de trotse drager was geweest van het veertje. Dat woord ‘Vlaamse’ betekende voor mij als kind een oord heel ver weg. Na wat zoeken in het Rizla-vogelplaatjesboek van mijn opa zag ik dat het om een vrij grote grijsbruine vogel ging gaaimet een witte stuit en een grote zwarte snavel op een wat lichtere kop, met een zwarte baardstreep in het verlengde van die snavel. Dat blauwe veertje hoort bij de vleugels van de gaai, waarin ook nog veel zwart, wit en diep bruin voorkomt. En dan dat ‘Garrulus glandarius’, je zult jezelf zo maar mogen noemen; als je echter de vrije vertaling ervan leest, namelijk ‘voortdurend krassende eikelzoeker’, dan is de glans er wel in ene weer een beetje vanaf.

Inmiddels weet ik beter, al was het maar doordat de Vlaamse gaai genationaliseerd is en tegenwoordig gewoon ‘gaai’ genoemd moet worden. Desalniettemin blijf ik het een prachtige vogel vinden. In de winter is een gaai in staat om precies in een dag de rits pel pinda’s van een halve meter geheel leeg te eten. Vaak zijn ze met drie of vier tegelijk bezig, krijsend dat het een lieve lust is; in de opwinding van het moment zetten ze vaak een prachtige kuif op. Hun gebruikelijke schuwheid laten ze dan geheel vallen. Hoe anders stellen deze slimme rakkers zich op als ik ze in het bos vanuit een schuilhut poog te fotograferen; ze hebben me ondanks alle camouflage haarfijn in de smiezen en houden gepaste afstand, zoals eigenlijk alle kraaiachtigen. Door hun alarmerend geschreeuw, dat ver draagt in het bos, zijn ook meteen alle andere vogels op de hoogte van de tweevoetige indringer in hun leefgebied en zie ze dan nog maar weer in het vizier te krijgen.

Gaaien eten zo ongeveer alles, dierlijk en plantaardig. Ze maken zich geliefd door het opeten van knaagdieren en gehaat omdat ze ook nog wel eens een klein vogeltje uit het nest trekken en op peuzelen. Sorry vogelaars, degenen met een goed inbeeldingsvermogen worden nu wellicht helemaal wee als ze zich dat tafereel voorstellen, maar is het nou zo heel veel anders dan een sperwer die een nest houtduiven verorberd of een merel met een bek vol wurmen, laat staan een bonte vliegenvanger met allemaal van die lieve groene rupsjes in de snavel. Beseft u daarnaast ook dat er zonder de gaai geen prachtige eikenbossen zouden bestaan, voordat u er nu en masse op uit trekt om die in uw ogen gevleugelde massamoordenaar te gaan verdelgen. Want ik zou deze prachtige vogel toch niet graag willen missen. Op Lesbos fotografeerde ik een gaai, met zo’n vaag gevoel van ‘er klopt iets niet’. Pas ’s avonds zag ik op de foto wat het was; de vogel had een zwarte kopkap en was een exemplaar van de ondersoort Garrulus glandarius anatoliae.

 

Tekst en foto: Bert Roelofs