De kraanvogel De (Europese of Euraziatische) kraanvogel (Grus grus) is één van de 15 soorten van de familie van de kraanvogels (Gruidae) uit de orde van de kraanvogelachti-gen (Gruiformes). In totaal zitten 10 van deze 15 soorten in het geslacht Grus. Mooi overzichtelijk, zou je denken. De in centraal, noord en oost Europa voor-komende kraanvogel is naar verluidt een ondersoort, namelijk Grus grus grus. Zo wordt het al weer wat ingewikkelder. Grus grus lilfordi is te vinden vanaf Turkije tot in het zuidwesten en oosten van centraal Azië en de derde ondersoort, Grus grus archibaldi is te vinden in Zuidwest Armenië. En het wordt nog veel complexer. Taxonomisch vormen de kraanvogelachtigen voor de wetenschappers volgens mij namelijk een heus hoofdpijndossier. Welke families behoren tot de orde en waar moet de orde geplaatst worden in de ont-staansgeschiedenis van de hedendaagse vogels? Vroeger werden vogels vooral onderverdeeld op grond van zichtbare kenmerken in lichaamsbouw, anatomie, gedrag, voedsel en biotoop. Het vergelijkend DNA-onderzoek van Sibley-Ahlquist zorgde zo rond 1990 voor een omwenteling in het wetenschappelijk denken: de vechtkwartels, bleshoenders, zonneral, kagoe, seriema’s, gierzwaluwen, kolibries en de steltrallen werden allemaal uit de tot dan toe traditionele orde van de kraanvogelachtigen verwijderd en op heel andere plekken in het taxonomisch systeem geplaatst. Momenteel behoren volgens de meest recente IOC World Bird-list 5.4 naast de kraanvogels de volgende families tot de orde Gruiformes: Aramidae (1 Koer-lan), Heliornithidae (3 Fuutkoeten), Psophiidae (3 Trompetvogels), Rallidae (156 Rallen, porseleinhoentjes, waterhoentjes en koeten) en Sarothruridae (12 Donsstaartrallen), maar deze 6 families vormen een zeer heterogene groep en lijken slechts weinig natuurlijke verwantschap met elkaar te hebben. En met de ontwikkeling van nieuwe onderzoeksmethoden werden en worden nog steeds nieuwe ontdekkingen gedaan. Een kerngroep van kraanvogels en ral-len, hoentjes en koeten met daarbij de koekoeken en op enige afstand ook de trappen (waarbij u niet moet denken aan draai- of vlizotrappen) blijken volgens het DNA-onderzoek van Hackett et al.(2008) wel een zekere mate van verwant-schap te hebben en dus mogelijk een natuurlijke groep te vormen. Staat u er dus niet gek van te kijken als over enige tijd de volgorde in de vogelgidsen weer wordt veranderd.
De meeste kraanvogels zien Nederland vooral als een land om snel aan de oost-zijde overheen te vliegen, maar soms verblijven kleinere groepen een tijdje in Brabant, noord Limburg en Overijssel. Sinds 2001 broeden enkele paartjes in het Fochtelooerveen met in 2003 een eerste jong, in 2012 was er een eerste broedgeval in het Dwingelderveld en momenteel worden er pogingen onderno-men de kraanvogels naar de Natuurpark Lelystad te lokken. Het aantal jongen dat per broedsel uit vliegt is echter zeer laag, waarbij een belangrijke rol speelt dat Grus grus zeker te kenschetsen is als een hoog sensitieve persoonlijkheid. Als je er relatief dichtbij veel wilt zien, dan moet je naar het Duitse Diepholz of het Franse Lac-du-Der. De kraanvogel heeft een imposante spanwijdte van 200 tot 220/230 centimeter, maar iets smaller dan de zeearend, dus is wellicht ‘vliegende kraan’ wel een toe-passelijke bijnaam. De volwassen vogel is grijs van kleur met op de rug bruinige vlekken. Deze vogel heeft een zwarte nek en kop, een langwerpige witte vlek op zij- en achterkant van de nek en een kale rode kruin. In vergelijking met ooie-vaars en reigers is de snavel relatief kort. Het lijkt of de vogel een afhangende staart heeft, als gevolg van verlengde armpennen. Een juveniel is in het geheel bruiner getint dan de volwassen vogels en heeft een bruine kop en nek. In de vlucht worden nek en poten gestrekt. De vleugelslag is rustig en krachtig en de kraanvogel kan ook langdurig zweven. Al in de aanzet tot de landing bungelen de poten onder het lijf, vaak met gespreide tenen. Ook in de lucht wordt er veel-vuldig trompetterend onderling gecommuniceerd, terwijl de kraanvogels in lange linten of V-formaties over komen. De kraanvogels zijn vermaard om hun spectaculaire en luidruchtige baltsdansen, waarbij het paar met gestrekte vleugels om elkaar heen en meters hoog de lucht in springt. Ze broeden het liefst midden in hoogveenmoerassen, moeilijk bereik-baar voor predatoren en verstorende menselijke activiteit. Een paartje heeft dik-wijls maar één jong, dat meteen na het uitkomen uit het ei uit veiligheidsover-wegingen aan de wandel gaat. Zeker zolang het jong nog niet kan vliegen voeren de ouders het bij. Kraanvogels voeden zich in hun zomer- en winterresidenties bij voorkeur met dierlijk voedsel (wormen, grote insecten en amfibieën) en tij-dens de trek naar vooral Spanje foerageren ze vaak op akkerbouwlanden naar oogstresten (granen, mais, aardappels en eikels).
Tekst en foto: Bert Roelofs