Kwak Volgens de Rode Lijst van vogels komt de kwak (Nycticorax nycticorax) in Ne-derland sinds het midden van de jaren 80 van de vorige eeuw als broedvogel in het wild niet meer voor. In de decennia daarvoor liep het gemiddeld aantal mel-dingen van broedgevallen al steeds gestaag terug. De Biesbosch was altijd een bruggenhoofd van de kwak, maar in 1984 en daarna werd er geen broedende kwak meer aangetroffen. Ook het aantal meldingen van de kwak liep terug; rond de eeuwwisseling werden er jaarlijks nog maar 1 tot 6 kwakken gerapporteerd, waarbij geen duidelijke indicaties van broedgedrag geconstateerd werden. Deze teloorgang van de Nederlandse broedpopulatie lag volgens de deskundigen niet zozeer aan een gebrek aan nestgelegenheid, maar aan een gebrek aan rustige foe-rageergebieden. De Hollandse kwak heeft het namelijk niet zo op menselijke verstoring en verbergt zich dus meestal. Toch vond er weer enig herstel plaats, tot ongeveer 40-50 broedparen in 2007 en momenteel iets minder. Opvallend daarbij is dat de kwakken een pracht staaltje opportunisme vertonen. Ze broeden in de kolonies blauwe reigers van de dierenparken Artis, Avifauna en Blijdorp; de basis van deze populaties zou bestaan uit ontsnapte of losgelaten exemplaren De kwak is een echte nachtjager. Ik vond een paar jaar geleden bij een ven in het Franse departement Ariège een groep van zo’n twintig kwakken; tegen de avond waaierden ze alleen of met zijn tweeën uit in alle windrichtingen. En vroeg in de volgende ochtend lieten ze zich dan weer mooi zien, aan de buitenrand van de bomen en foeragerend rond de oevers van het ven, samen met koe-, kleine zil-ver- en blauwe reigers. Ergens tussen tien en elf uur was er geen kwak meer te zien, allemaal zaten ze rond die tijd diep in het dichte struikgewas. Daarentegen waren ze tijdens de rondvaarten tijdens de buitenlandreis in de Roemeense Donau-delta ook overdag vaak uitstekend te zien, en verre van schuw. En in de rijstvelden van de Po-vlakte zag ik ze de gehele dag vliegen, met de hun typerende langzame vleugelslag en de afgeronde vleugels. Daar viel het me ook pas op dat ze al vliegend volgens mij hun eigen naam roepen. Vorig jaar zag ik geruime tijd vlak voor een kijkhut vlak bij het Franse Bordeaux op klaarlichte dag een jong in een ven foerageren, terwijl aan de rand van het ven een adulte vogel een beetje zat te suffen. Het is mijn stellige indruk dat de Zuid- en Oost-Europese kwakken eigenlijk heel zo mensenschuw niet zijn. De kwak is een tamelijk kleine reiger, met een lengte van ongeveer 60 tot 65 centimeter. Man en vrouw hebben een zelfde verenkleed met een zwart blauwe bovenkant van rug en kop, tamelijk korte licht gekleurde poten (in de broedtijd roder), een grijs-witte tot witte lichaamsonderzijde, twee tot drie witte sierveren achter op de kop van het broedkleed, een zwarte dolkvormige snavel en mooie grote rode ogen. De jongen zijn bruin gestreept. De vogel is gezien dit uiterlijk niet te verwarren met de andere 6 in Nederland voorkomende reigers (blauwe-, purper, kleine zilver- en grote zilverreiger, roerdomp en woudaap). Hun vistechniek lijk op die van de blauwe reiger; gewoon rustig afwachten wat er voor de snavel opduikt, na een tijdje rustig wadend naar een andere visplek en dan weer stilstaand afwachten. En wat eten ze graag? Kikkers, vissen en water-insecten. De kwak heeft een wereldwijde verspreiding en komt op alle continenten voor, behalve in Australië en Antarctica. Nederland zit aan de noordelijke rand van het West-Europese verspreidingsgebied. Vooral in de nazomer schijnen jonge vogels uit Frankrijk nog wel eens in onze streken verzeild te raken en kunnen dan per abuis aangezien worden als in Nederland geboren jongen. Taxonomisch behoort de kwak samen met de andere reigersoorten tot de familie Ardeidae, (de reigers). Tot deze familie behoren 19 verschillende geslachten en 67 soorten. Het geslacht Nycticorax kent naast onze kwak (Nycticorax nyctico-rax) ook nog de rosse kwak, Nycticorax caledonicus, die leeft in Australië en delen van Indonesië en de Filipijnen. Er bestaan van de kwak vier ondersoorten: N. n. nycticorax (Eurazië tot Indone-sië en noordelijk Afrika), N. n. hoactli (zuidelijk Canada tot noordelijk Argenti-nië, Chili en Hawaï), N. n. obscurus (Chili en zuidwestelijk Argentinië) en N. n. falklandicus (de Falklandeilanden). Voorheen werden de reigerachtigen geplaatst in de orde Ciconiiformes (ooie-vaarachtigen). Maar die indeling bleek naar aanleiding van het onderzoek van Hackett onhoudbaar. Volgens de huidige inzichten is de familie Ardeidae 1 van de 5 families, die samen de orde Roeipotigen of pelikaanachtigen (Pelecanifor-mes) vormen. De andere 4 families zijn: Balaenicipitidae (Schoenbekooievaar), Pelicanidae (Pelikanen), Scopidae (Hamerkop) en Threskiornithidae (Ibissen en lepelaars).
De favoriete natuurlijke biotoop van de kwak bestaat uit ondiep water van be-boste moerassen en riviermondingen. Maar zoals gezegd, in Nederland broeden de meeste nu tussen de blauwe reigers in de nabijheid van verschillende dieren-parken en kun je deze opportunisten daar rond voedertijd van de pelikanen en flamingo’s prachtig van nabij aanschouwen. Nog wel even een waarschuwing; nadat ik in Avifauna een groepje mooi op de foto had weten te zetten en glunderend aan mijn vrouw meldde dat ik zojuist toch een prachtig kwakkie had gefotografeerd, keken tot mijn verbazing vooral een aantal dames om ons heen mij meer dan verstoord aan. Het duurde even voor bij mij het kwartje viel en ik me snel uit de voeten heb gemaakt, argwanend nagekeken alsof ik een enge ziekte had. Let dus op uw woorden! Wie heeft nou ooit bedacht deze mooie reiger de naam ’kwak’ mee te geven. De Engelstalige naam ‘Black-crowned Night Heron’, vrij te vertalen als ’zwart ge-kruinde nachtreiger’, lijkt een treffende beschrijving te geven van uiterlijk en basaal gedrag van deze vogel. In het Duitse taalgebied wordt deze soort ‘Nacht-reiher’ genoemd, oftewel ‘Nachtreiger’. Het in Nederland gebruikte woord ‘kwak’ stamt af van het vroegere ‘quacreiger’ of ‘quacreygher’, waarbij ‘quac’ de betekenis van kwaken heeft en dus duidt op het geluid dat de vogel tijdens de vlucht voortbrengt. In het taalgebruik werd een correlatie gelegd met de rauwe klanken van de kraaiachtigen; de kwak werd bijvoorbeeld ook ‘nachtraaf’ ge-noemd, waarin ook meteen verwezen wordt naar de nachtelijke leefwijze. De wetenschappelijke naam ‘nycti-corax’ betekent vertaald ook nacht-raaf. Ook werd ‘schildreiger’ als naam gebruikt, waarbij ‘schild’ ofwel refereert aan het zich ‘schuil’ houden van deze vogel ofwel aan het regelmatig voorkomen van deze reiger op wapenschilden, waarbij de naam dan de betekenis krijgt van ‘bontgekleurde reiger’. Het gewone volk zonder wapenschild noemde de kwak vaak ‘blauwe kwak’, met het oog op de duidelijk blauwe kleurtonen aan de bo-venzijde van deze reiger. Het is maar dat u het even weet.
Tekst en foto: Bert Roelofs
Bronnen:
- Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN-criteria (SOVON-onderzoeksrapport 2004/13)
- Fred Hustings, Carolien Borggreve, Chris van Turnhout & Johan Thissen. Broedvogels in Nederland 2012 (SOVON-rapport 2014/13)
- Arjan Boele, Joost van Bruggen, Fred Hustings, Kees Koffijberg, Jan-Willem Vergeer & Calijn Plate IOC World Bird List versie 5.3 (www.worldbirdnames.org/)
- H. Blok en H.J. ter Stege (2008), De Nederlandse vogelnamen en hun betekenis
www.vogelbescherming.nl/vogels_kijken/vogelgids/zoekresultaat/detailpagina/q/vogel/136
www.vogelvisie.nl/soort/kwak.php
www.sovon.nl/nl/soort/1040 https://nl.wikipedia.org/wiki/Kwak_(vogel)