Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerwitstuitbarmsijs

heidelandschapIn 2009 heeft Ronald Hofmeester de heidevelden van het GNR (Goois Natuurreservaat) geïnventariseerd op Roodborsttapuit, Boomleeuwerik en Boompieper. Het blijkt dat de soorten zich goed thuis voelen op de heideveldjes in het Gooi.

Een samenvatting van zijn inventarisatie is hieronder te lezen.

Het volledige rapport (5Mb) kun je pdfhier te lezen.


Samenvatting van het rapport "Voorkomen en verspreiding van Roodborsttapuit, Boomleeuwerik en Boompieper in het Gooise heidegebied. Een verkenning voorjaar 2009" door Ronald Hofmeester.

In het voorjaar van 2009 is het merendeel van de heideterreinen in het Gooi onderzocht op het voorkomen en de verspreiding van Roodborsttapuit (Saxicola rubicola), Boomleeuwerik (Lullua arborea) en Boompieper (Anthus trivialis). Waarnemingen zijn verzameld door een eenmalige inventarisatie. Als aanvulling en ter onderbouwing zijn waarnemingen van Waarneming.nl verzameld. In verband met eventuele beheersmaatregelen is geanalyseerd aan welke terreinomstandigheden de verschillende soorten de voorkeur geven.

Van de drie soorten is de Roodborsttapuit de talrijkste op de heideterreinen met in totaal 89 territoria. Hij komt voor in 10 van de 11 geïnventariseerde gebieden. De Westerheide bevat de meeste territoria (24) maar de Tafelbergheide heeft de hoogste dichtheid (31 territoria per 100 ha). De overige terreinen hebben een dichtheid die net boven of onder het gemiddelde in het Gooi ligt (gemiddeld 13 territoria per 100 ha). De Roodborsttapuit doet het goed in de Gooise heideterreinen. Dit is vooral een ontwikkeling van de laatste 15 jaar, want voor die tijd was de soort redelijk schaars. De trend in het Gooi loopt parallel aan de landelijke ontwikkeling.
De verspreiding van de territoria in de verschillende terreinen is opvallend. In het Gooi doet de Roodborsttapuit het beter in kleinschalig, reliëfrijk landschap, met een vegetatiestructuur met (heide) struikjes en struweel.

groeveoostermeentVan de Boompieper zijn in alle terreinen territoria vastgesteld; in totaal waren dat er 71. Anders dan bij de Roodborsttapuit is er niet één terrein dat er qua aantal ver bovenuit steekt. Het gemiddelde is zeven territoria per terrein; de dichtheid is 15 territoria per 100 hectare. De kleine terreinen hebben echter een hogere dichtheid dan de grote. Er blijkt een sterk negatief verband te zijn tussen de grootte van het terrein, de lengte van de bosrand en de dichtheid aan territoria. De Limitische Heide - het kleinste terrein - heeft de hoogste dichtheid (28 territoria per 100 ha); de Westerheide (het grootste terrein) de laagste (6/100 ha). Kijken we naar de ontwikkeling, dan is vast te stellen dat het aantal territoria in zes terreinen (behoorlijk) is achteruit gegaan. Dit lijkt vooral te komen door het verwijderen van opslag van bomen en struiken waardoor er minder geschikt biotoop aanwezig is.

De Boomleeuwerik is van de drie de meest kritische soort. Het aantal territoria (27) ligt veel lager dan die van de Roodborsttapuit en de Boompieper. Toch bezit deze soort, in het Gooi in vergelijking met de waarde in referentiegebieden van SOVON, een hogere dichtheid dan de andere twee; met een gemiddelde van 3 territoria per 100 ha. Het lagere aantal territoria wordt deels veroorzaakt doordat de Boomleeuwerik een veel groter territorium nodig heeft. De andere oorzaak voor de lagere aantallen zijn de eisen aan de terreingesteldheid die deze soort stelt. Dat is redelijk goed terug te zien in het voorkomen en de verspreiding in de verschillende terreinen: de soort komt vooral voor in de terreinen met kale, zandige plekken.
De aantalontwikkeling van de Boomleeuwerik is de laatste 15 jaar in het Gooi redelijk stabiel en vergelijkbaar met de landelijke trend.

De Gooise heideterreinen zijn interessant voor alle drie de soorten omdat deze heideterreinen elementen bevatten die aansluiten bij hun eisen. Het zal niet makkelijk zijn om maatregelen te treffen die de ontwikkeling van de soorten nog verder bevorderen; in het verleden zijn reeds maatregelen getroffen en de eisen voor de ene soort staan bijna lijnrecht tegen over die van de andere. Het bevorderen van zoveel mogelijk heterogeniteit (kleinschalig plaggen, selectief struweel laten staan, open houden van zandige plekken, extensieve begrazing) is de beste optie om voor meerdere soorten gunstige voorwaarden te scheppen.

In verband met verdere onderbouwing en verheldering van de verspreiding van met name de Boomleeuwerik, is het wenselijk om meer betrouwbare gegevens te verzamelen. Een exacte plaatsbepaling is hierbij van groot belang. In verband met het redelijke intensieve karakter en de totale oppervlakte van de terreinen is het wellicht verstandig het aantal terreinen te beperken of te kiezen voor een systeem waarbij terreinen om het jaar (of enkele jaren) geïnventariseerd worden. In het eerste geval is het wellicht aan te bevelen om de terreinen te kiezen die een voldoende aantal territoria hebben om daadwerkelijk iets over de ontwikkeling te kunnen zeggen.