Inloggen

banner 3origineel20170118

bannergrotebontespecht

r

Werkgroep Broedvogels

Inleiding

Al meer dan 40 jaar worden er broedvogelinventarisaties uitgevoerd binnen onze vereniging. In 2009 hebben we een aparte werkgroep gevormd die deze broedvogelinventarisaties coördineert.

We hebben de volgende gebieden geïnventariseerd:

Inventarisaties 2023

  • Het Hol en Suikerpot (Natuurmonumenten)
  • 's Gravelandse landgoed Jaglust (Natuurmonumenten)
  • Loenderveense Plas (Waternet)
  • Laarder Wasmeer  (Goois Natuurreservaat)
  • Groeve Oostermeent (Goois Natuurreservaat)
  • Landgoed Hoorneboeg

Inventarisaties 2022

  • Loenderveense Plas
  • Kortenhoefse Plas west
  • Gooilust
  • De Snip en Mediapark
  • Einde Gooi

Inventarisaties 2021

  • Loenderveense Plas
  • Bosje van Six
  • Schaep en Burgh, Boekesteijn en Bantam
  • Anjkeveense plassengebied
  • Anna's Hoeve en Monnikenberg

Inventarisaties 2020

  • Loenderveense Plas
  • Groeve Oostermeent
  • Laarder Wasmeer
  • Horstermeer
  • Valse Bosjes

Inventarisaties 2019

  • Loenderveense Plas
  • Voorland Stichtse Brug
  • Corversbos
  • WIjde Blik
  • De Beek en Reigerseiland
  • Crailo
  • Oud Bussem
  • Bikbergen

 Inventarisaties 2018

  • Loenderveense Plas
  • Sijsjesberg/Ijzereenveld
  • Hilversumse Meens/Keverdijk
  • Vuntus
  • Naardermeent

Inventarisaties in 2017

  • Loenderveense Plas
  • 's Gravelandse buitenplaatsen Hilversbeek en Spanderswoud
  • Laarder Wasmeer
  • Groeve Oostermeent
  • de Dode Hond

Inventarisaties in 2016

  • Wester- en Bussummerheide
  • Jagtlust, Land & Bosch en Schoonoord
  • Loenderveense Plas
  • Eilandje Pier van Huizen

Inventarisaties in 2015

  • Ankeveense Plassen Hollandse deel
  • Einde Gooi
  • Eilandje Pier van Huizen
  • Gooilust
  • Loenderveense Plas
  • Stichtse Brug oostelijk en westelijk deel

Inventarisaties in 2014

  • Bantam, Schaep en Burg en Boekestein
  • Groeve Oostermeent
  • Laarder Wasmeer
  • Laegieskamp
  • Loenderveense Plas
  • Naarder Meent
  • Zwarte Bergen

Inventarisaties in 2013

  • Corversbos (Natuurmonumenten)
  • Kocherbos
  • Loenderveense Plas (Waternet)
  • Bosgebied Zuid (Goois Natuurreservaat)
  • Kommerrust (Goois Natuurreservaat)
  • Breukeleveense Plas (Natuurmonumenten)

Inventarisaties in 2012

  • Het Hol (Natuurmonumenten)
  • Loenderveense Plas (Waternet)
  • Hilversumse Wasmeer (Goois Natuurreservaat)
  • Monnikenberg (Goois Natuurreservaat)
  • Landgoed Hilverbeek en Spanderswoud (Natuurmonumenten)

Inventarisaties in 2011

  • Cruysbergen
  • Groeve Ooostermeen en 't Harde
  • Kortenhoef
  • Laarder Wasmeer
  • Loenderveense Plas

Inventarisaties in 2010

  • Ankeveense Plassen
  • Naarder Eng
  • Loenderveense Plas
  • Drie heidevogesoorten Heideleeuwerik, Boompieper en Roodborsttapuit

Inventarisaties 2009

  • De Kampen
  • Loenderveense Plas

De verslagen van de inventarisaties zijn in pdf hier te vinden.

Meedoen?

Iedereen die geïnteresseerd is om een bijdrage te leveren aan de werkgroep Broedvogels kan zich via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. aanmelden.

Geef bij je aanmelding de volgende informatie door:

  • Naam
  • Adres
  • Emailadres
  • Telefoonnummer
  • Kennisniveau van vogels en inventariseren.
  • en eventueel de onderwerpen waar je vooral in geinteresseerd bent.

Broedvogelinventarisaties

Eén van de belangrijke activiteiten van de werkgroep vormen de broedvogelinventarisaties binnen ons werkterrein.

Grauwe Gans

De foto van de kuikens van de Grauwe Gans is genomen door Conny Leijdekker tijdens de inventarisatie van de Kampen in 2009.

We werken volgens de BMP methode (Broedvogel Monitoring Project) van SOVON. Deze methode werkt als volgt. Er worden in het broedseizoen meerdere bezoeken gebracht aan het telgebied, waarbij alle waarnemingen van potentiele broedvogels op een veldkaart worden ingetekend. Deze waarnemingen worden later overgezet op soortenkaarten en aan het einde van het seizoen worden op basis hiervan territoria bepaald. Een cluster van waarneempunten is een territorium dat gelijk staat aan een broedpaar.

Jaarlijks wordt aan de terreinbeheerders van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Stichting Goois Natuurreservaat gevraagd of er gebieden in aanmerking komen om geteld te worden in het kader van beheeractiviteiten. Maar iedereen kan met suggesties komen met geschikte gebieden.

Bij de keuze van het gebied spelen de volgende kenmerken een rol:

  • Beheer: De inventarisatie van het gebied heeft een doel, bijvoorbeeld monitoring in het kader van beheeractiviteiten.
  • Continuiteit: Het telgebied is al eerder geteld zodat er trends kunnen worden geconstateerd door vergelijking van de opeenvolgende telling.
  • Onbekendheid: Het kan ook zijn dat juist de onbekendheid van een gebied een aanleiding is om er een telling uit te voeren.
  • Natuurwaarde: Een natuurgebied heeft de voorkeur boven een bebouwde kom.
  • Omvang: De omvang maakt in feite niet uit. Kan liggen tussen een halve hectare tot 100-den ha. In dit laatste geval zullen we het gebied opsplitsen tussen verschillende teams.

We inventariseren over het algemeen in koppels van een ervaren teller, die de broedvogelsoorten goed herkent, met een onervaren teller. Als het goed is dan zal deze laatste na enkele jaren "promoveren" tot een ervaren teller, die zijn kennis doorgeeft aan de nieuwe generatie tellers.

 

 

 

Coordinator

Als er een gebied wordt geteld dan is er altijd iemand nodig die de coordinatie voert over deze telling. Deze coordinator regelt de volgende zaken:

  • Vaststellen gebiedsgrenzen samen met de opdrachtgever
  • Gebied in Avimap registreren op de website van  Sovon Vogelonderzoek
  • Op basis van het overall telrooster de waarnemers indelen per deelgebied.
  • Afspraken maken met waarnemers (plenaire kickoff)
  • Bewaken dat de waarnemingen worden geupload naar Avimap.
  • Ingevoerde waarnemingen beoordelen op plausibiliteit
  • Waarnemers op de hoogte houden van de ontwikkelingen
  • Vervanging verzorgen indien er een teller uitvalt
  • Alternatieve telling regelen indien er een telling niet doorgaat
  • Territoria clusteren via Avimap en uploaden naar Socvon
  • Verslag (laten) maken 

Dit lijkt heel wat maar als je de taken een beetje verdeelt tussen de tellers dan hoeft het maar een paar uur week te kosten.

Contact

De coordinatoren van de werkgroep zijn:

  • Dirk Prop
  • Piet Spoorenberg

Je kunt naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  een mail sturen.

 

Verslagen vergadering Onderzoek en Bescherming

Eenmaal per jaar wordt een plenaire vergadering gehouden met alle coordinatoren van de subgroep Onderzoek en Bescherming. Ook leden zijn op deze avond welkom.

Vanaf september 2009 zijn de verslagen van deze avonden hieronder terug te vinden.

In 2019 is de naam van de subgroep Avifauna veranderd in Subgroep Onderzoek en Bescherming

 

docx20230126 Verslag_OnderzoekenBescherming

docx20191023 Verslag_OnderzoekenBescherming

docx20181003 Verslag_Avifauna

docx20171004 Verslag_avifauna

docx20160907 Verslag_avifauna

docx20150902 Verslag_avifauna

doc20130925 Verslag_avifauna

doc20110928 Verslag_avifauna

doc20100929 Verslag_avifauna

doc20100120 Verslag_avifauna

doc20090923 Verslag_avifauna

Werkgroep Vogelringstation

Rapporten vanaf 2012.

Het ringstation publiceert jaarlijks een rapport met de resultaten van de ringsvangsten. Deze rapporten zijn hieronder te downloaden.

pdfVogelringstation Gooimeer 2023

pdfVogelringstation Gooimeer 2022

pdfVogelringstation Oud Valkeveen 2021

pdfVogelringstation Oud Valkeveen 2020

pdfVogelringstation Oud Valkeveen (2019)

pdfVogelringstation Oud Valkeveen (2018)

Activiteiten van het ringstation

Al meer dan vijftig jaar worden in het Gooi vogels geringd voor wetenschappelijk onderzoek. Aanvankelijk gebeurde dat door individuele ringers die onafhankelijk van elkaar werkten. Sinds 1997 hebben zij zich verenigd in het Vogelringstation Het Gooi en heeft het onderzoek zich geconcentreerd op een vaste vangplaats bij het Gooimeer.

logo ringstation bewerkt 1Het logo wordt gevormd door een Kleine Karekiet, een van de meest gevangen vogels op die plek. Het meetlatje langs de vleugel symboliseert de wetenschappelijke kant van het ringen van vogels. Verder wordt nog aan diverse andere ringprojecten gewerkt. De doelstellingen van het Vogelringstation zijn:

  • vaststellen van de jaarlijkse reproductie, conditie en overlevingskansen;
  • najaar van partnertrouw en trouw aan broedplaats;
  • inzicht krijgen in doodsoorzaken;
  • bepalen van trekwegen in voor- en najaar;
  • vastleggen van pleisterplaatsen;
  • opsporen van overwinteringgebieden

Projecten in het Gooi

  • CES (Constant Effort Site) Volgen van broedsucces op een vaste vangplaats.
    Door steeds op dezelfde plaatsen te vangen kunnen we vaststellen hoe groot het percentage is van de broedparen dat telkens in het gebied terugkeert en hoe hun conditie is. Verder krijgen we inzicht in het aantal jongen van een soort dat is grootgebracht.
  • Oeverzwaluw Hiervoor wordt jaarlijks een tot twee keer in oeverzwaluwkolonies gevangen. Jongen blijken in het jaar na hun uitvliegen terug te keren in hun geboortekolonie of vestigen zich in de omgeving.
  • Roofvogels. Hiervan worden de jongen in de natuurlijke nesten of nestkasten geringd of worden oude vogels met speciale vangmiddelen bemachtigd. Door de regelmatige controles wordt tegelijkertijd roofvogelvervolging voorkomen.
  • Uilen Evenals bij de roofvogels wordt een aantal van de doelstellingen bij dit onderzoek gerealiseerd.
  • Weidevogels leder voorjaar wordt getracht zoveel mogelijk jonge weidevogels van een ring te voorzien om zo hun vestiging en verspreiding te kunnen volgen.
  • Ganzen Voor dit project vangen zogenaamde ganzenflappers van november tot in februari ganzen in het Eemland, die door de medewerkers van het Vogelringstation worden geringd. Dit gebeurt met aluminium pootringen en een aantal ganzen wordt tegelijk van een plastic halsband voorzien. Belangrijke doelstellingen bij dit onderzoek zijn het nagaan van de pleisterplaatsen gedurende de overwintering in Nederland, vastleggen van de pleisterplaatsen in het traject van en naar het broedgebied en inzicht krijgen in het jaarlijks aantal grootgebrachte jongen in de verre onafzienbare broedgebieden. Voorts worden monsters genomen voor het National Influenza-instituut van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam i.v.m. het voorkomen van griepvirussen bij vogels, waaronder het H5N1 virus. De halsbanden worden aangelegd voor een onderzoek van de Universiteit van Osnabrück (Dld.). Van Rietganzen worden DNA-monsters afgenomen voor een onderzoek van de universiteit van Szeged (Hongarije).

Kijk voor vangsten op trektellen.nl

Geringde/gekleuringde vogel gevonden/gezien?

Wij helpen u hier graag mee en u ontvangt van ons zo spoedig mogelijk bericht waar en wanneer deze vogel geringd is. Meld de ring met vermelding van uw naam en contactgegevens en eventueel een foto, tekst en ringnummer ring, vogelsoort, vindplaats, vinddatum en doodsoorzaak via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. U kunt de ring met de bij behorende gegevens ook naar ons opsturen. Het adres van de coordinator vind u onderaan dit artikel.

dick j11

dick j131

dick j141Sponsors gezocht

Het ringonderzoek wordt uitgevoerd voor het Vogeltrekstation in Heteren dat deel uitmaakt van het Nederlands Instituut voor Ecologie. Dit instituut valt weer onder de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Er is een samenwerkingsverband met SOVON en de Nederlandse Ringersvereniging.

De medewerkers van het Vogelringstation ontvangen geen enkele financiële vergoeding voor de kosten die zij bij het ringen van vogels maken. Alle medewerkers storten ieder jaar een vrijwillige bijdrage en ook de Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken, waarvan het ringstation deel uitmaakt, draagt haar steentje bij. Jaarlijks nemen de kosten echter toe door het duurder worden van het materiaal dat nodig is om het onderzoek te kunnen uitvoeren. Netten, de tweedelige aluminium stokken waar zij aan bevestigd worden, bewaarnetten, recorders en andere vangmiddelen moeten eens in de zoveel tijd worden vervangen. Voortdurend moeten batterijen worden aangeschaft en zo zijn er nog veel meer kostenposten. Een grote onkostenpost zijn ook de verschillende maten ringen waarvan er jaarlijks bijna 4000 moeten worden aangeschaft. Kortom de financiële nood wordt met het jaar groter. Het is daarom dat het Vogelringstation op zoek is naar sponsors. Indien gewenst kunnen sponsors met een groepje personen komen kijken hoe het ringonderzoek in zijn werk gaat. Ook kan ieder die dat wenst een bezoek aan het ringstation brengen, waarvoor een vrijwillige bijdrage wordt gevraagd.

Wij hopen dat velen ons belangrijke werk willen ondersteunen. Dat kan door (structureel) financieel bij te dragen. Het rekeningnurnmer is NL98 ASNB 0708442099 t.n.v. M.F. Loerakker, Amstelveen o.v.v. Vogelringstation Het Gooi.

Ook zijn er mogelijkheden om bij het ringwerk te komen assisteren.

Coördinator

Nadere informatie is te verkrijgen bij de coördinator:

Harry de Rooij
Vaartweg 186
1217 SZ Hilversum
06-55821960
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Excursies Buitenland

De Commissie Buitenland organiseert sinds 1998 voor de VWG-leden jaarlijks een vogel-excursie naar het buitenland om minder vaak, of niet in ons werkgebied voorkomende soorten te leren kennen.

De laatste reis is in 2019 geweest. Vanwege Corona en nieuwe wetgeving inzake aansprakelijkheid worden deze reizen niet meer georganiseerd door de VWG.

De bestemming dient voor alle leden interessant te zijn, dus zowel voor de beginnende als voor de ervaren vogelaars. Je bent ongeveer een week met elkaar uitsluitend met vogelen bezig, wat niet alleen goed is voor de sociale contacten, maar je doet daarbij een macht aan kennis en ervaring op.

Kortom: een buitenland-reis is een boeiende belevenis en stimuleert het enthousiasme voor het vogelen.

Het is geen regel, maar meestal kiezen we het ene jaar een bestemming die per auto bereikbaar is; het andere jaar per vliegtuig. We zijn zelfs een keer per boot van Engeland naar Spanje gegaan, maar toen was de boot zelf ook een bijzondere vogelbestemming! Geprobeerd wordt de reizen zo goedkoop mogelijk te organiseren opdat het geld geen barriëre kan zijn om mee te gaan.

De bestemmingen zijn daarom eigenlijk altijd binnen Europa. Tot nu toe zijn de reizen gegaan naar: Zweden (Falsterbo), 2x Turkije (Istanboel), Frankrijk (Lac du Der), Spanje (Ebro-delta Bilbao), Oostenrijk (Neusiedlersee), Duitsland (Muritz, Mitten-Elbe Dummersee), 2x Polen (Warta/Oder en Bialowieza), 2x Griekenland (Lesbos), Hongarije (Hortobagy), (Oost)Bulgarije en de laatste keer naar de DonauDelta in Roemenië.

Allemaal bestemmingen die voor herhaling vatbaar zijn, maar we proberen toch telkens weer wat nieuws te bedenken. Hiervoor halen we overal informatie vandaan, ook van andere Vogelwerkgroepen waarmee de contacten in meerdere opzichten inspirerend zijn.

Een paar maanden na reis wordt een reünie gehouden. Iedere deelnemer krijgt dan het reisverslag met een lijst van waargenomen vogels. Dit verslag wordt ook op de website geplaatst, zodat iedereen kan zien wat hij heeft gemist en daarom misschien de volgende keer wel mee gaat. Daarnaast krijgen de deelnemers een DVD met de mooiste foto’s, samengesteld door de fotografenwerkgroep. Om de sfeer nog wat te verhogen wordt aan het eind van de avond de nieuwe bestemming bekend gemaakt.

De Commissie Buitenland wordt gevormd door Evert Constandse, Bertus van den Brink en Bert Roelofs; zij worden geholpen door vele ervaren vogelaars en fotografen binnen en buiten onze VWG.

Verslagen van eerdere reizen zijn hier te lezen:

 

Hieronder enkele foto's van de excursies van 2010.

2010 Blonde Tapuit
Op Lesbos zagen we vele ouders hun jongen voeren, zoals deze blonde tapuiten.

2010 Kijkhut
In de vogelkijkhut in Grietheort.

2010 Syrische Specht
In Hortobagy de Syrische specht en veel ander moois

2010 Voorjaar aan de Elbe
Voorjaar aan de Elbe

Werkgroep Weidevogelnestbescherming

Al vanaf 1992 worden in de Eempolder de nesten van weidevogels beschermd. Eerst lag de nadruk vooral op de bescherming van de eieren, de laatste jaren probeert men tot een meer geïntegreerde en effectievere bescherming van de weidevogels te komen. Hier het verslag van de coördinatoren Frits During en Gert Bieshaar.

Het gebied waarin wij werken is het Westelijk Eemgebied; het wordt begrensd door de Eem in het oosten, het Eemmeer in het noorden, de A27 in het westen en de A1 in het zuiden, de Eempolders in Eemnes (Utrecht) en een klein stukje Blaricum (Noord-Holland).

Van oudsher lag het accent op ‘nestbescherming’ bij beweiding en maaien. In de loop van de tijd – en vooral de laatste jaren – is het aspect van de bescherming van de jonge vogels (‘pullen’) erbij betrokken.

In 1992 begon Marc van Houten met het zoeken en beschermen van nesten in enkele percelen in het Noord-Hollandse deel, de Oostermeent. Sindsdien zijn we voortdurend gegroeid.

Overzicht van het aantal nesten vanaf het seizoen 2007.

Soort2007200820092010201120122013201420152016
Bergeend               2 1  
Bontbekplevier 14 12 7 12 9 8 3 4 5 8
Gele Kwikstaart       3 5 4 4 6 3 4
Graspieper 1       1 2 2 7 3 4
Grutto 95 139 68 85 76 90 101 130 140 102
Kievit 571 494 471 490 429 388 346 339 241 228
Kluut 8 17 2 2   1   1   2
Krakeend 1 1 1   2 5 3 9 3  
Kuifeend         2     2    
Scholekster 25 32 37 50 46 36 43 35 48 30
Slobeend 14 6 3 8 8 8 5 13 7 5
Tureluur 30 43 39 56 53 48 58 64 66 49
Veldleeuwerik   1     1 1 1     2
Wilde eend 3                  
Witte Kwikstaart           1        
Zomertaling   1     2 2 1 1   1
  --- --- --- --- --- --- --- --- ---  ---
Totaal 762 746
628
706 634 594 567 613 517  435
                     
  2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Aantal belopen ha. ± 896 ± 921 ± 909 ± 952 ± 962 ± 938 ± 960 ±900 ±840 ±610
Aantal boeren 42 42 41 40 39 38 37 37 33  
Aantal vrijwilligers 40 39 38 33 37 36 37 33 32 34 

De vergelijkbaarheid van de aantallen beschermde nesten na 2009 met die van de jaren ervoor is niet zonder meer mogelijk; het SNL-beheerpakket ‘uitgesteld maaien’ wordt toegepast vanaf 2010. Voor 2015 bijvoorbeeld gold dit voor 92,5 hectare weiland, wat inhoudt dat pas gemaaid wordt als alle nesten uit zijn en de pullen al flink zijn gegroeid. In deze terreinen hebben we geen nesten gezocht en deze missen we dus ook in het vermelde aantal van 2015. Wel is er geprobeerd door middel van observatie op afstand en tellen van alarmerende vogels, een schatting te maken van wat er in dat gebied heeft gebroed.

LapwingCa. half maart gaan we met ploegjes van 2–4 mensen het aan zo’n ploegje toegewezen gebied bekijken en proberen de nesten van weidevogels te vinden. Bij een gevonden nest zetten we 2 stokjes ca. 10 meter van elkaar, met het nest ertussenin, en noteren dat in een zgn. veldboekje, met datum, aantal eieren en soort vogel. Om nodeloze verstoring te voorkomen, worden eenmaal per week de percelen gecontroleerd op nieuwe nesten en worden de gevonden nesten, als ze niet meer worden bebroed, bekeken op de afloop van het broeden. Eventueel verlaten of gepredeerde nesten worden onderzocht om de reden van het verlaten vast te stellen, of in geval van predatie, zo mogelijk de soort predator; hiervan wordt weer aantekening gehouden in het veldboekje. Als een nest is uitgekomen – te deduceren uit de resten van eierschalen – wordt dit vermeld. We houden contact met de boeren om te weten of ze gaan maaien of de koeien in het land laten. De boeren bemesten, eggen, slepen en maaien ruim om de nesten heen en in geval van beweiding zetten we 4 stokken in een vierkant van 5 bij 5 meter en spannen er schrikdraad om het nest. Als de boeren maaien en er zitten pullen in het lange gras, proberen we hen naar veiliger plaatsen te ‘verjagen’, eventueel tijdens het maaien de jonge vogels te redden. Als er een aantal nesten dicht bij elkaar zitten, laten de boeren een groter stuk eromheen staan.

Met een flink aantal boeren zijn afspraken gemaakt om gedeeltelijk later te maaien en / of vluchtstroken te laten staan. De boeren willen heel wat moeite doen om legsels en jongen te sparen; ze krijgen redelijke vergoedingen voor hun extra inspanningen en het minder efficiënt kunnen werken. We helpen ze met de administratie die hiervoor nodig is. We kunnen constateren dat dit een goede ontwikkeling is.

April is onze drukste maand; het seizoen loopt tot half juni. Minstens één dagdeel per week moet je beschikbaar zijn. Dat mag ’s morgens en/of ’s middags zijn, op werkdagen en zaterdag, in overleg met de coördinatoren en de ‘ploeggenoten’. Voor aanvang van het seizoen is er begin maart een ‘startavond’ en in november komen we bij elkaar om het seizoen te evalueren.

De gegevens over het verloop van de broedsels worden verwerkt tot een jaarverslag en in detail doorgegeven aan Landschap Erfgoed Utrecht; deze organisatie coördineert de vrijwilligerszaken in de provincie en steunt ons met raad en daad, spullen, formulieren etc. De gegevens worden provinciegewijs verwerkt tot een jaarverslag ed. en komen per saldo landelijk samen.

Vanaf 2010 is “Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL)” van toepassing in Eemland. Dit stelsel is een landelijk uniform subsidiestelsel waaraan provincies eigen (regionaal) maatwerk kunnen toe-voegen. Centraal in het nieuwe stelsel staat het Natuurbeheerplan, met nieuwe beheertypen; per beheertype (per beheerpakket) wordt een vergoeding bepaald. De beheertypen worden vastgelegd op de beheerty-penkaart en de ambitiekaart; dit is de kern van het plan. Er zijn delen van Eemland waar beperkingen gelden, ook voor het weidevogelbeheer. Het plan wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten.

Het accent is duidelijk verlegd van enkel legselbescherming naar legsel- en kuikenbescherming. Heel het westelijke Eemgebied valt onder het nieuwe regime.

GruttoHet markeren van de gevonden nesten verandert niet; dan kan de boer bij het bewerken rekening houden met de nesten. Als de nesten zijn uitgekomen, begint de kuikenbescherming. Verschillende beheerpakketten helpen de kuikens daarbij. De vrijwilligers kunnen helpen bij het lokaliseren van kuikenfamilies; zij zijn wat de kuikens betreft, de oren en ogen in het veld, waardoor adequate beschermingsmaatregelen mogelijk zijn.

Op initiatief van Vogelbescherming Nederland hadden 2 boeren 2 jaar een hoogwatersloot in hun percelen van 1 maart tot 1 juni; dit als proef. Dit heeft een vervolg gekregen: 10 boeren hebben dit in 2015 gedaan, ook voor greppels. Dit zorgt voor een zeer groot vogelbezoek. En omdat de boeren op de naastliggende percelen een 1-juni-pakket (uitgesteld maaien) hebben afgesloten, broedden er heel veel vogels in de naaste omgeving. Het was dit jaar zeer effectief; een flink aantal lang-snaveligen – zeker honderden (zeker ook doortrekkers) – zijn beter geconditioneerd aan het broedseizoen begonnen. Een aantal boeren heeft hiervoor een pomp aangeschaft; ze leenden/huurden, die ook van elkaar. In het algemeen worden de plas-dras-kosten deels gecompenseerd door extra vergoedingen uit een pot, die door donoren, zoals het Landschap Erfgoed Utecht, de gemeente Eemnes de Vogelwerkgroep Gooi en Omstreken en Ark & Eemlandschap wordt gevuld.

Voor verdere informatie kunnen de coördinatoren worden gebeld:

Gert Bieshaar, Zevenenderdrift 16, 1251 RC Laren, tel. 035- 5311002
Frits During, Klaproos 23, 3755 HW Eemnes, tel. 035-5310902

Mailen kan uiteraard ook, zie de contactpagina.

Werkgroep Nestkasten

Al voordat de vogelwerkgroep werd opgericht zijn gegevens verzameld over in nestkasten broedende vogels. In de jaren dertig van de vorige eeuw hield men zich daar al mee bezig, maar er was toen nog geen onderlinge samenwerking. Na de oprichting van de VWG veranderde dit, want zij stelde zich niet alleen tot doel vogelaars te laten samenwerken, maar ook onderzoeken te coördineren.

De werkgroep Nestkasten (later opgegaan in de Subgroep Avifauna) was een van eerste die werd opgericht. Gegevens werden verzameld van broedvogels in nestkasten, welke ook door anderen werden aangeleverd. Zo kwamen ook de onderzoeken van de jeugdbonden voor natuurstudie -er waren drie eind jaren zestig van de vorige eeuw- in de verslagen. De geschiedenis van het nestkastonderzoek wordt hieronder geschetst. De tekst is gebaseerd op een artikel van Dick Jonkers en Ronald Beskers dat eerder in de Korhaan is verschenen.

BosuilDe eerste series nestkasten in het Gooi zijn in de jaren vijftig door het Goois Natuurreservaat  opgehangen op de landgoederen De Beek en Oud Bussem. Dit in navolging van het Staatsbosbeheer, dat in dezelfde periode op grote schaal nestkasten ophing om de populaties van in holen broedende insecteneters te vergroten. Het doel van deze acties was te voorkomen dat insecten schade toebrachten aan bomen, Bosbouw was in die jaren nog van grote economische betekenis. Stammen van grove dennen bijvoorbeeld werden verkocht om als stuthout in de mijn bouw te dienen. In de opgroeiende ‘dennenplantages’ werden ziek en dode bomen niet getolereerd, waardoor holenbroeders geen kans kregen zich te vestigen. Door nestkasten aan te bieden kwam nestgelegenheid beschikbaar die meteen bezet raakten. Want voedsel was volop beschikbaar.

Controle voor onderzoek

De grote aantallen nestkasten boden uitstekende mogelijkheden voor onderzoek. Behalve de nestkastbezetting en voorkeuren van soorten voor bepaalde nestkasttypen konden allerlei andere gegevens worden verzamelde. Bijvoorbeeld schommelingen in soorten en aantallen, wanneer het eerste ei werd gelegd en welke veranderingen er in de loop van jaren plaatsvonden. Ook konden de aantallen gelegde eieren, geboren jongen en uitgevlogen jongen worden bepaald. Door jongen en te ringen was het mogelijk na te gaan waar zij na het uitvliegen naar toe gingen, hoe oud zij werden en waardoor zij om het leven kwamen. Bij de oudervogels kon trouw aan nestkasten worden gemeten. Door winteravondcontroles te houden was het mogelijk om vast te stellen of de in een kast slapende vogels daar in het broedseizoen ook in gingen broeden. Ook werd gekeken naar parasieten en andere dieren, die van de nestkasten gebruik maakten. Een leuk experiment was een onderzoekje naar de maximale afstand waarnaar de nestkastbewoners zich begaven om nestmateriaal te verzamelen. Hiertoe werden verschillende gekleurde wollen draadjes  in de omgeving opgehangen of neergelegd. Kortom de controleurs hadden een mini-onderzoeklaboratorium in de natuur.

Met gestructureerde controles werd begonnen in het begin van de jaren zestig.  Toen werden de nestkasten op De Beek en Oud Bussem door de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie) gecontroleerd onder leiding van Jan van der Geld. Er kwamen daarna meer terreinen bij. Het eerste verslag kwam in 1963 uit. Na de oprichting van de VWG groeide het aantal controleurs en nestkasten enorm met als hoogtepunt 1972 toen 1672 nestkasten onderzocht zijn. Het dieptepunt lag in 1987 toen er nog maar 360 gecontroleerde nestkasten, maar een jaar later was het peil weer op 700 kasten gebracht. Momenteel worden de gegevens van 1250 nestkasten in het Gooi vastgelegd.
Niet alleen waren de aantallen nestkasten groot, ook het aantal onderzoekterreinen mocht er zijn. Net als de bij de aantallen nestkasten waarin het broedproces werd gevolgd, schommelde dit van jaar tot jaar. Het maximum bedroeg 35. De tientallen terreinen bevonden zich in verschillende biotopen, waardoor de waarde van het onderzoek werd vergroot.

Nestkasttypen en gebruik

Bosuilkast St. MichaelHet meest gebruikte type is het model ‘Wageningen’ dat door Faunabeheer (1956) werd aanbevolen. Daarnaast waren er speciale kasten voor Torenvalken, Bosuilen, Grauwe Vliegenvangers, Grote Bonte Spechten, Holenduiven en Boomkruipers. De kasten waren niet altijd van hout vervaardigd. Een tijd lang waren houtbetonnen nestkasten in trek, waren zij van triplex- of multiplex en er is zelfs een experiment geweest met speciaal geprepareerde kartonnen kasten (Jonkers et al. 1987). Er is zelfs een aantal jaren geweest waarin voor Torenvalken en Bosuilen gebruikte munitiekisten zijn opgehangen. Deze loodzware en niet kapot te krijgen kisten werden op verzoek door het leger met de Aan- en Afvoertroepen weer mee terug genomen uit het toenmalige West-Duitsland en om niet geleverd.

Om meer variatie te krijgen in de bezetting en andere soorten dan de grote aantallen Kool- en Pimpelmezen te bevoordelen, zijn in de jaren zeventig veel selectieve kasten en superselectieve kastjes opgehangen.

Holenbroeders maakten graag gebruik van deze kunstmatige nestgelegenheid. Natuurlijke holten kunnen inwateren, aantast worden door zwammen, wegrotten en zijn lang niet altijd veilig tegen predatoren. Bovendien worden de kasten worden na het broedseizoen schoongemaakt en bevatten zij in het nieuwe seizoen geen parasieten en oud nestmateriaal meer. De grote variatie aan kasten leidde ertoe dat een groot aantal soorten daarin tot broeden overgingen. Hieronder een lijst met vogelsoorten die in de periode van 1963-2006 in de nestkasten zijn aangetroffen.

Torenvalk Gekraagde Roodstaart Glanskop
Holenduif Roodborst Matkop
Houtduif Grauwe Vliegenvanger Boomklever
Kerkuil Bonte Vliegenvanger Boomkruiper
Bosuil Koolmees Huismus
Grote Bonte Specht Pimpelmees Ringmus
Winterkoning Zwarte Mees Spreeuw
Merel Kuifmees Kauw

Topjaar was 1968 toen v 21 verschillende soorten de kasten bezetten.

Koolmees en Pimpelmees zijn de dominante broedvogels in nestkasten, waarbij de verhouding tussen deze twee soorten meestal 2:1 is, wat menig controleur de verzuchting doet slaken dat de nestkasten ‘koolmeeskwekerijen‘ zijn. Dergelijke uitlatingen zijn ook gedaan in de jaren zestig, toen veel Ringmussen in de kasten broedden. Tegenwoordig mogen we blij zijn als er een in wordt aangetroffen. De meest soorten kwamen incidenteel of in kleine aantallen voor. Een nieuwe soort die halverwege de jaren zestig oprukte vanuit het oosten van het land was de Bonte Vliegenvanger. In 1983 broedde hij al in zestien controlegebieden. Daarna is het aantal weer afgenomen. In 2005 werd er nog in tien terreinen gebroed en droeg het aantal bezette nestkast ? van dat in 1983. Spreeuw en Gekraagde Roodstaart.

Een opmerkelijk broedgeval vond in 2005 plaats, toen een Kerkuil in een nestkast in tuin bij een bos in Huizen broedde (Beskers 2005). Bij Holenduiven is geconstateerd, dat deze nogal eens een nestkast bezeten, nadat Bosuilen daar hun broedsel in hebben grootgebracht.

Andere nestkastbewoners

Behalve vogels maakten ook diverse andere diersoorten gebruik van de nestkasten. Zowel nesten van hommels als wespen zijn er in aangetroffen.  Af en toe leidde dit tot verstoring van de vogelbroedsels. Regelmatig kwamen oorwormen, pissebedden, spinnen, nachtvlinders, rode bosmieren en vogelvlooien in de kasten voor. Ook in de nesten waren regelmatig insecten te vinden. Een insectendeskundige kan in de kasten heel wat van zijn gading  aantreffen. Rosse Vleermuizen en Dwergvleermuizen waren regelmatig na het broedseizoen in een aantal kasten aanwezig. Grootoorvleermuizen zijn maar weinig gevonden. Zo nu en dan was er een bosmuis in een kast aanwezig. Wel op maar niet in een kast zijn wel eens uitwerpselen van een boommarter gevonden.

Bijdragen aan de wetenschap

Het nestkast onderzoek is al meer dan 50 jaar geleden gestart. Deze zeer lange tijdreeks is uniek naast het professioneel uitgevoerd ecologisch onderonderzoek van het Nederlands Instituut voor Ecologie in Heteren (NIOO). Onze gegevens zijn gebruikt voor het onderzoek naar het mogelijk effect van een door en gebrek aan calcium gelimiteerde reproductie en eischaalverdunning bij Koolmezen (Graveland 1995). Verder zijn zij verwerkt in een publicatie over veranderingen in het broedsucces van Koolmees en Bonte Vliegenvanger (Dekhuizen & Schuijl 1996). Het ringen van de vogels in de nestkasten leverde een bijdrage aan de onderzoekingen van de Nederlandse Ringcentrale, eveneens van het NIOO. Door nestkaarten in te vullen voor het Nestkaartenproject van SOVON zijn en worden gegevens geleverd voor een onderzoek naar broedsucces.

Alle gegevens dateren al uit de periode voordat de gevolgen van zure regen en de opwarming van de aarde zich manifesteerden. Zij geven een goed beeld van de verschuivingen van de broedvogels zowel in soorten als in aantallen en de legdata van het eerste ei. Het belang van de nu door ons reeds decennia lang uitgevoerde monitoring kan niet genoeg onderstreept worden. De nestkasten fungeren als ‘snuffelpalen‘ en door de langdurigheid van het onderzoek worden de trends duidelijk. De gegevens van dit onderzoek zijn “goud waard”!

Continuering en contact

Het onderzoek is, zoals uit het bovenstaande blijkt, niet alleen interessant, maar ook van groot maatschappelijk belang. Om het voort te kunnen zetten zijn altijd voldoende controleurs noodzakelijk. Om allerlei redenen en door tal van oorzaken stoppen controleurs en zijn er altijd wel nieuwe nodig. Voor het broedseizoen 2008 kunnen we vier nieuwe controleurs goed gebruiken. Wie er iets voor voelt om nestkastcontroleur worden en denkt dit leuk te vinden, kan zich hier aanmelden.

Een nader belangrijk punt voor de continuering van het onderzoek is het in stand houden van de kwaliteit van de nestkasten. Het bestand wordt vernieuwd met duurzame nestkasten gemaakt van lariks- en acaciahout.

Daarbij wordt gestreefd naar eenheid bij maten van de verschillende typen nestkasten. Door deze standaardisatie stijgt de waarde van het onderzoek nog meer. Zo kunnen verschillende terreinen met elkaar vergeleken worden.

Het maken van deze duurzame nestkasten is tijdrovend en daarom zoeken we nog timmerlui, die thuis nestkasten willen produceren. Voor aanmelding zie boven.

Rapporten

Jaarlijks wordt er door de werkgroep een verslag gemaakt met de resultaten van het nestkastonderzoek. De rapporten kun je hieronder bekijken:

pdfNestkastverslag 2023

pdfNestkastverslag 2022

pdfNestkastverslag 2021

pdfNestkastverslag 2020

pdfNestkastverslag 2019

pdfNestkastverslag 2018

pdfNestkastverslag 2017

pdfNestkastverslag 2016

pdfNestkastverslag 2015

pdfNestkastverslag 2014

pdfNestkastverslag 2013

pdfNestkastverslag 2012

pdfNestkastverslag 2011

pdfNestkastverslag 2010

pdfNestkastverslag 2009

pdfNestkastverslag 2008

pdfNestkastverslag 2007

pdfNestkastverslag 2006

pdfNestkastverslag 2005

pdfNestkastverslag 2004

pdfNestkastverslag 2003

pdfNestkastverslag 2002

pdfNestkastverslag 2001

pdfNestkastverslag 2000

pdfNestkastverslag 1999

pdfNestkastverslag 1998

pdfNestkastverslag 1997

pdfNestkastverslag 1994-1996

pdfNestkastverslag 1993

pdfNestkastverslag 1992

pdfNestkastverslag 1991

pdfNestkastverslag 1990

pdfNestkastverslag 1989

pdfNestkastverslag 1984-1988

pdfNestkastverslag 1982-1983

pdfNestkastverslag 1979-1981

pdfNestkastverslag 1976-1978

pdfNestkastverslag 1974-1975

pdfNestkastverslag 1973

pdfNestkastverslag 1972

pdfNestkastverslag 1971

pdfNestkastverslag 1970

pdfNestkastverslag 1969

pdfNestkastverslag 1968

pdfNestkastverslag 1967

 

Verslagen van de landelijke werkgroep NESTKAST kun je hieronder lezen:

pdfNestkastrapport_2021

pdfNestkastrapport_2020

pdfNestkastrapport_2019

pdfNestkastrapport_2018

pdfNestkastrapport_2017

pdfNestkastrapport_2016

pdfNestkastrapport_2015

pdfNestkastrapport_2014

pdfNestkastrapport_2013

pdfNestkastrapport_2012

pdfNestkastrapport_2011

pdfNestkastrapport_2010

pdfNestkastrapport_2009

 

Werkgroep Eempoldertellingen

eempolderDe vogeltellingen in de Eempolder vormen een unieke reeks. Al vanaf 1973 wordt hier elke 14 dagen een inventarisatie uitgevoerd.

Na het verschijnen van de Avifauna van Midden-Nederland (Alleyn et al. 1971) verscheen een oproep om mee te werken aan inventarisaties in het belangrijke gebied de Eempolders (Jonkers 1972). In het daarop volgende nummer van De Korhaan volgde nogmaals een oproep, nu van de Werkgroep Eemland, die zich zorgen maakte over de bedreigingen in Eemland (Klein 1972). Naar aanleiding hiervan organiseert de Vogelwerkgroep Het Gooi en omstreken sinds 1973 de Eempoldertellingen. Bij deze tellingen worden iedere twee weken alle vogels in de polders ten westen van de Eem geteld. Het gaat hier om een gebied van ongeveer 2.450 ha in de gemeentes Eemnes (Utrecht) en Blaricum Er zijn incidenteel tellingen uitgevallen, maar sinds het begin is het gelukt om deze telling vol te houden. De tijdsduur en frequentie hiervan in een gebied van dit formaat maken deze telreeks tot een waarschijnlijk unieke serie gegevens.

Het getelde gebied bestaat uit de Noordpolder te Veld (708 ha) en de Maatpolder (513 ha) die samen het telgebied Noord vormen, de Zuidpolder te Veld (988 ha), en de Oostermeent (238 ha). Het laatstgenoemde gebied wordt pas sinds 1984 geteld. Het ligt ten noorden van de Noordpolder te Veld en ten oosten van de A27. Tegenwoordig staat het meestal bekend als De Kampen.

Tot nu toe zijn drie rapporten over de resultaten verschenen. Dit zijn “Vogels in de Eempolders (1973 t/m 1978)” (Klippel & van Leyden 1981), “De vogels in de westelijke Eempolders (1979 t/m 1984)” (Kole & Klippel 1989) en “Vogels in de westelijke Eempolders, op weg naar landinrichting (1985 t/m 1990)” (Van Veen & Klippel 1994). Sindsdien is er weer een aantal jaren geteld. Het was de bedoeling dat iedere zes jaar een rapport zou verschijnen, maar dat is niet gelukt. Er is een inhaalslag nodig. Daarom komt binnenkort een rapport uit over twaalf jaar, dus twee periodes van zes jaar. Daarmee zijn dan in totaal de resultaten van dertig jaar tellen gepubliceerd. Vanzelfsprekend worden de tellingen nog steeds voortgezet. Iedere veertien dagen gaan drie teams van waarnemers de polder in om nieuwe gegevens te verzamelen. Wij hopen te zijner tijd nieuwe ontwikkelingen van de vogelstand te kunnen rapporteren.

eempolderDe westelijke Eempolders zijn een deel van een oud veengebied, dat later overspoeld is door de Zuiderzee. De ondergrond bestaat merendeels uit een veenlaag, met daarop een kleilaag. Deze kleilaag is dikker in de Maatpolder en de Oostermeent, die later zijn ingedijkt. Op een paar plaatsen komt een dekzandrug aan de oppervlakte. Voor 1940 was het gebied extreem nat. Er was toen geen bebouwing in de polders, De dijken waren laag, zodat tot de afsluiting van de Zuiderzee regelmatig overstromingen voorkwamen. In 1940 zijn bij een ruilverkaveling voor het eerst wegen aangelegd. Ook is toen de ontwatering sterk verbeterd.

In het begin van de jaren zeventig was (de Oostermeent uitgezonderd) sprake van een nieuwe ruilverkaveling, nu landinrichting genoemd. Dit was een van de aanleidingen om de Eempoldertellingen te starten. Rond 1990 is deze landinrichting inderdaad uitgevoerd. Daarbij zijn een aantal boerderijen in de polder gebouwd. Verder is de waterafvoer weer verbeterd en ook is het waterpeil aangepast. In het grootste deel van het gebied is daarbij het waterpeil verlaagd, maar in een deel van de Noordpolder te Veld, dat als reservaat wordt beheerd door Natuurmonumenten, is het peil juist verhoogd. Ook is daar het peil in de zomer lager dan in de winter, in tegenstelling tot de andere delen. Overigens daalt het maaiveld in de Eempolders nog steeds door inklinking en oxidatie. Voor de Maatpolder en de Oostermeent schat men dat op 0,25 cm per jaar, voor de andere polders zelfs op 0,5 cm per jaar.

Telmethode.

De tellingen worden één maal in de veertien dagen uitgevoerd, bij voorkeur op zaterdagochtend. Bij uitzondering kan er ook op zondagochtend geteld worden. Er zijn drie telgebieden die ieder door een ploeg van twee of drie personen onderzocht worden. De tellers werken volgens een schema waarbij elke teller in wisselend gezelschap regelmatig ieder deelgebied onderzoekt. Telgebied Zuid omvat de Zuidpolder te Veld, telgebied Noord de Noordpolder te Veld en de Maatpolder, en de Oostermeent is het derde telgebied. Meestal wordt er geteld vanuit de auto, een enkele maal vanaf de fiets, door het volgen van alle verharde openbare wegen en een halfverharde weg door het gebied van Natuurmonumenten. Er wordt in principe geen gebruik gemaakt van een telescoop. De tellingen duren, o.a. afhankelijk van de grootte van het telgebied, anderhalf tot drie uur. Alle in het gebied aangetroffen vogels worden geteld, voorzover ze niet hoog overvliegen en duidelijk geen binding met het gebied hebben. Bij elke telling worden ook de weersgesteldheid, eventuele ijsbedekking en verdere bijzonderheden genoteerd.

Het grote voordeel van deze telling is dat in een relatief korte tijd een tamelijk groot oppervlak geteld kan worden. Het nadeel is natuurlijk dat dit niet erg grondig kan gebeuren. Grote vogels die zich opvallend gedragen zullen goed geteld worden. Kleine vogels die zich goed verstoppen worden alleen bij toeval gezien. Veel soorten zitten daar natuurlijk tussenin, en daarvoor is ook de afstand tot de weg belangrijk. Het is aannemelijk dat voor sommige soorten de waarnemingskans afhangt van de tijd van het jaar, bijvoorbeeld door zang of baltsgedrag.

De waargenomen aantallen mogen dus voor verreweg de meeste soorten niet beschouwd worden als een absolute telling, die precies aangeeft hoeveel exemplaren van iedere soort aanwezig zijn. Als er regelmatig geteld wordt is het echter wel mogelijk om verschillen te bepalen. Dit geldt vooral bij vergelijkingen tussen verschillende jaren.

Omdat geteld wordt door twee tellers zijn deze tellingen ook heel geschikt voor vogelaars met niet veel ervaring. Uiteraard is een zekere basiskennis nodig. Deze kennis kan dan door het tellen met meer ervaren tellers op het gewenste peil gebracht worden.

Artikelen

Jan Mooij, de coördinator van de tellingen, schrijft een reeks artikelen waarin hij telkens de ontwikkelingen van een soort in de Eempolder behandelt op basis van de telresultaten van de afgelopen 30 jaar. De artikelen zijn eerder verschenen in De Korhaan, het verenigingsblad van Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken. De reeds gepubliceerde artikelen kunt u hieronder ophalen door op het PDF symbooltje te klikken..

 

pdf 1000e telling
pdf  Bergeend
pdf  Blauwe reiger
pdf  Boerenzwaluw
pdf  Bonte kraai
pdf  Brandgans
pdf  Bruine kiekendief
pdf  Buizerd 
pdf  Canadese gans
pdf  Fuut
pdf  Gierzwaluw
pdf  Graseters apr-jun
pdf  Graseters jan-mrt
pdf  Graseters jul-sep
pdf  Graseters okt-dec
pdf  Graspieper
pdf  Grauwe gans
pdf  Grutto
pdf  Grutto (2)
pdf  Haas
pdf  Holenduif
pdf  Houtduif
pdf  Huismus
pdf  Jubileum
pdf  Kauw
pdf  Kemphaan
pdf  Kievit
pdf  Kievit (2)
pdf  Kleine zwaan
pdf  Kneu
pdf  Knobbelzwaan
pdf  Koekoek
pdf  Kokmeeuw
pdf  Kolgans
pdf  Krakeend
pdf  Kuifeend
pdf  Kwikstaart
pdf  Meerkoet
pdf  Merel
pdf  Muizenjaren
pdf  Nijlgans
pdf  Putter
pdf  Rietgors
pdf  Scholekster
pdf  Spreeuw
pdf  Tapuit
pdf  Torenvalk
pdf  Tureluur
pdf  Veldleeuwerik
pdf  Waterhoen
pdf  Watersnip
pdf  Wilde eend
pdf  Wulp
pdf  Zwarte kaai

 

 Actuele telresultaten

Resultaten van recente tellingen per telgebied en per datum kunt u hier bekijken. U kunt de aantallen opvragen per deelgebied en per datum. Ook zijn de dagrecords op te vragen.

 

Overzicht telgebied.

De kaart van het telgebied de Eempolder met de drie deelgegeiden.

Kaart Eempolder

Het verslag “De vogels in de westelijke Eempolders, na de landinrichting (1991 t/m 2002)” is in boekvorm uitgekomen. De auteur is Jan Mooij. Het Waterschap Vallei en Eem en het Prins Bernhard Cultuurfonds hebben deze uitgave financieel mogelijk gemaakt.

eempolderverslagmidHet verslag geeft een beschrijving van het onderzochte gebied, van de telmethode, van de resultaten en discussie en bovenal het effect van de landinrichting in 1990. Een beschrijving van de individuele soorten completeert het geheel.

Een groot aantal leden van de Vogelwerkgroep heeft deelgenomen aan de jarenlange tellingen, die voorafgingen aan de totstandkoming van dit rapport.

U kunt het verslag bestellen door overmaking van vijf euro (als tegemoetkoming in de (verzend)kosten) op Postbankrekening 2529179 of bankrekening 43.41.08.790 t.n.v. Vogelwerkgroep Het Gooi e.o. te Hilversum, onder vermelding van “Verslag Eempolders” en uw adres.

De coordinator van de tellingen van de Eempolder is Jan Mooij. Via de volgende link kunt u een bericht sturen.

Werkgroep Zwaluwen

Zwaluwonderzoek en bescherming in het Gooi

Voor een verantwoord beleid en efficiënte bescherming van soorten zijn harde, betrouwbare gegevens noodzakelijk over aantallen, verspreiding en trends. Het doel van het project is deze gegevens te verzamelen en hiermee een bijdrage te leveren aan nationaal en internationaal onderzoek. Het tweede deel van het project heeft als doel op diverse wijzen in de regio bij te dragen aan de bescherming van de soort. De Vogelwerkgroep besteedt al heel lang aandacht aan zwaluwen. Een aantal werkgroepen besteedt daar aandacht aan. Het zijn allemaal zogenaamd lange termijn projecten. Voor alle soorten geldt dat wordt getracht broedplaatsen op te sporen en deze veilig te stellen. Bij enkele soorten wordt aan monitoring gedaan door jaarlijks kolonies of nesten te tellen.

Uitvoering

Basisvoorwaarde om de projecten tot een succes te maken is dat voldoende vrijwilligers beschikbaar zijn om bij te dragen aan de verschillende activiteiten. Voor de monitoring worden formulieren en kaart- en zo nodig voorlichtingsmateriaal beschikbaar gesteld. Verslaglegging vindt jaarlijks plaats in De Korhaan. Voorlichtingsmateriaal is ook beschikbaar voor het behoud van bestaande broedplaatsen en het creëren van nieuwe nestelplekken. Indien daar aanleiding voor is worden de media ingeschakeld om aandacht te schenken aan het project.

Voor de realisatie van de monitoring zijn de coördinator en medewerkers afhankelijk van financiële steun die wordt verleend door de vogelwerkgroep. Bij beschermingsprojecten worden elders subsidies aangevraagd. Rapportage en andersoortige publicaties hierover vinden jaarlijks plaats als dit noodzakelijk wordt geacht, maar worden in ieder geval af en toe uitgebracht.

In de volgende paragrafen kunt u lezen welke projecten worden uitgevoerd door de zwaluwenwerkgroep.

Voor vragen of  opmerkingen kunt u contact opnemen met de coordinator Han Westendorp Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 

Boerenzwaluw

Het is ondoenlijk alle nesten van deze soort in het werkgebied van de Vogelwerkgroep op te sporen. Een beperkende factor is ook dat deze soort veel in het landelijk gebied nestelt. Agrariërs stellen het in het algemeen niet op prijs dat tellers hun opstallen betreden in verband met mogelijke verspreiding van dierziekten. Wel wordt gepoogd op plaatsen waar toestemming gegeven wordt voor betreding jaarlijks het aantal broedparen vast te leggen. Enige jaren geleden is het succesvolle project "Boerenzwaluwen onder de brug" gestart. Indien voldoende menskracht kan worden geworven zullen bij potentiële nestelplaatsen in of bij opstallen mogelijkheden worden geboden om nestelen te stimuleren.

Huiszwaluw

Vanaf 1978 worden de bestaande kolonies van Huiszwaluwen in het werkgebied geteld. Verder wordt geprobeerd nieuwe vestigingen op te sporen. Er wordt voorlichting gegeven aan bewoners, omdat de uitwerpselen uit de nesten van de jongen tot overlast kunnen leiden en men probeert nestelpogingen te verijdelen of nesten af te stoten. Hiervoor is een speciale folder beschikbaar. Door op geschikte plaatsen op potentiële vestigingsplekken een of meer kunstnesten aan te brengen wordt gepoogd nestelen te stimuleren. Voor doe-het-zelvers zijn werktekeningen voor het vervaardigen van kunstnesten beschikbaar.

Oeverzwaluw

De stand van de Oeverzwaluw wordt al vanaf 1977 gevolgd. De meeste kolonies bestaan al enkele decennia. Soms zijn dit natuurlijke wanden; in enkele gevallen zijn zij aangelegd en dan gemaakt van in de omgeving aanwezige grondsoorten of als kustwand met hulp betonblokken gefabriceerd. De wanden worden onderhouden door de beheerder van het gebied of door leden van de werkgroep. Bij aanleg van nieuwe wanden wordt geadviseerd. Ook wordt soms een voorstel gedaan om ergens een wand aan te leggen. Bij spontane vestigingen op plaatsen waar dat niet gewenst is, wordt er voor gewaakt dat in het broedseizoen geen werkzaamheden bij zo'n kolonie plaatsvinden

Samenwerking

Telgegevens worden doorgegeven aan SOVON. Beschermingsprojecten worden uitgevoerd i.s.m. met Vogelbescherming Nederland, Rijkswaterstaat, Natuurmonumenten, Goois Natuurreservaat, Landschapsbeheer Noord-Holland, Landschapsbeheer Utrecht en golfclubs.

Gierzwaluw

Hoewel deze soort niet tot de echte zwaluwen wordt hij wel bij het onderzoek en de bescherming meegenomen. Er bestaat maar heel weinig animo om de nestplaatsen van Gierzwaluwen op te sporen, laat staan bekende plekken te monitoren. Er zijn dan ook maar weinig gegevens over de verspreiding en aantallen, waardoor bescherming ook op een laag pitje staat. De oorzaak van het ontbreken van gegevens ligt in het feit dat het opsporen van broedplaats zeer tijdrovend en moeilijk is èn het gegeven dat er binnen bebouwde kommen wordt gebroed. Tellers vinden het niet prettig daar onderzoek uit te voeren, o.a. omdat bewoners achterdochtig zijn als men met een verrekijker rondloopt. Desondanks worden geregeld pogingen in het werk gesteld nestelplekken veilig te stellen en nieuwe te creëren.

Samenwerking

Telgegevens worden doorgegeven aan SOVON. Beschermingsprojecten worden uitgevoerd i.s.m. met agrarische natuurverenigingen, exploitanten van golfbanen, Gierzwaluw-bescherming Nederland, Goois Natuurreservaat, Landschapsbeheer Noord-Holland, Landschapsbeheer Utrecht, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Gierzwaluwenwerkgroep-Nederland, Vivara Natuurbeschermingsproducten, Vogelbescherming Nederland, Waterschap Vallei en Eem en particulieren Voorts in optredende gevallen met woningbouwstichtingen, woningbouwcoöperaties, architecten, projectontwikkelaars, aannemersbedrijven en gemeenten.

 

Overige werkgroepen

Behalve de werkgroepen waarvan u hierboven via het menu informatie op kunt vragen, kent de VWG de volgende werkgroepen:

  • Watervogeltelling
  • Midwintertelling
  • Kerkuilen
  • Roofvogels

Van deze werkgroepen is echter nog geen informatie voor internet beschikbaar. Wel kunt u contact opnemen met de coordinator via de contactpagina.

Werkgroep Tuinvogelonderzoek

merel turdus-merulaHet tuinvogelonderzoek is gestart in 1992. Er deden direct 32 mensen mee die 61 verschillende soorten telden. Met dit laagdrempelige onderzoek kan iedereen met een tuin meedoen.

Via deze tellingen is het ook mogelijk dat de deelnemers enthousiast raken om aan ander onderzoeken mee te gaan doen. Jaarlijks verschijnt er een rapport over de resultaten waardoor er tot nu tot al veertien publicaties zijn verschenen. Het aantal deelnemers en vogelsoorten blijft redelijk constant. Er blijkt wel een verschuiving op te treden van minder deelnemers met een kleine tuin naar meer deelnemers met een grote tuin. Als reden wordt genoemd dat in kleine tuinen te weinig soorten voorkomen om gemotiveerd te blijven de tellingen lang vol te houden. Het gevolg is, dat de deelnemende tuinen steeds vogelrijker worden. Het aantal soorten, dat per week wordt gezien, is daardoor in de loop der jaren in de gemiddelde tuin met ruim vijftig procent toegenomen. Dit maakt een goede beoordeling van de gevonden resultaten niet eenvoudiger.

In tegenstelling tot alom gehoorde geluiden is het percentage tuinen met Huismussen in de periode van vijftien jaar niet gedaald. In het voorjaar neemt het percentage tuinen met Huismussen flink toe, terwijl tegelijkertijd het totaal aan mussen sterk afneemt. Later in het jaar normaliseert zich dit alles weer. Opvallend is de toenemende aanwezigheid van Zwartkoppen in onze wintertuinen.

De aanwezigheid van Spreeuwen blijkt af te hangen van de buitentemperatuur. Hoe kouder de winter, hoe meer Spreeuwen in de tuin.

Elk jaar schrijf ik een rapport met de resultaten van de tuinvogeltellingen. De PDF's kun je opvragen op de overzichtspagina met de door de VWG uitgebrachte rapporten.

Wilt u meedoen of heeft u een vraag dan kunt u contact opnemen met de coordinator.

Werkgroep IJsvogels

Inleiding

Na het broedseizoen van 2007 was het duidelijk dat we toen in Nederland te maken hadden met een superjaar voor de ijsvogels. In een publicatie daarover schreef ik: “Een fantastisch aantal en nooit eerder vertoond! Ten opzichte van het oude record uit 2005 een stijging van 59%. Het zal van de winter 2007/2008 afhangen of deze stand zich kan handhaven en of de sterk stijgende trend zich nog verder kan voortzetten”. Twee jaar later weten we hoe de achtereenvolgende winters en broedseizoenen zijn verlopen. Ja, de trend zette door en hoe! De figuur geeft een beeld van de aantallen en verloop vanaf 1995 toen met het onderzoek gestart is.

ijsvogelgrafiek.jpg

In vergelijking met eerdere publicaties is het aantal paren voor 2007 en 2008 wat aangepast. Op latere momenten kwamen nog nieuwe gegevens binnen over tot dan onbekende broedplaatsen. Het snelle herstel en de sterke toename na de laatste twee ‘Elfstedenwinters’ is goed zichtbaar. Die trend zette zich door tot het superjaar 2007 met 51 paar ijsvogels. Daarna was er in 2008 zelfs sprake van een supertopjaar. Nooit eerder zijn er in onze regio Gooi en Vechtstreek en het westelijke Eemgebied zoveel paar ijsvogels vastgesteld, een record aantal van minimaal 70 paar! Je kunt je ook nauwelijks voorstellen dat het er in de toekomst ooit meer kunnen worden. De voor ijsvogels slechte winter van 2008/2009 was er vervolgens verantwoordelijk voor dat in het broedseizoen 2009 sprake was van een geweldige daling, zeg maar een vrije val tot een aantal van ‘slechts’ 29 paar. Dat aantal ligt daarmee weer op het niveau van voor 2007. Die daling is natuurlijk opvallend maar hoort eigenlijk gewoon bij deze vogelsoort. Strenge winters waardoor het voedsel langere tijd onbereikbaar is betekent de dood voor veel standvogels. In vergelijking met 2008 waren er in 2009 in de regio 58% minder ijsvogels.

De IJsvogelwerkgroep

IJsvogelDe IJsvogelwerkgroep wordt gevormd door mensen die zich in de regio bezighouden met het verbeteren van de broedmogelijkheden voor IJsvogels. In de loop der tijd zijn steeds meer personen hierin geïnteresseerd geraakt en daadwerkelijk mee gaan doen. Er zijn 40 - 50 personen actief. In 2009 werden op 65 verschillende terreinen in de regio niet minder dan 200 ijsvogelwanden gecontroleerd. Dit zijn allemaal plekken die door de vrijwilligers zelf zijn gemaakt om ijsvogels meer nestgelegenheid te bieden. In de regio Gooi en Vechtstreek is het aantal broedende ijsvogels daardoor flink toegenomen.

In ons land gaat het momenteel aardig goed met de soort mede dankzij veel zachte winters. In 2008 waren er naar schatting 900 - 1050 paar ijsvogels in ons land. Door de strenge winter van 2008/2009 daalde dat aantal in 2009 met circa 60%.

De ijsvogel staat op de Europese Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten. De activiteiten van de ijsvogelwerkgroep zijn daarom nog steeds nodig.

Zie ook het meinummer (2006) van de Korhaan voor een uitgebreide beschrijving van de activiteiten van de werkgroep in de onderstaande bijlage.

Voor fotoreportage met Jelle Harder klik hier.

Op de website van de VWG zijn ook de volgende artikelen over de ijsvogel te lezen:

Waarnemingen

Waarnemingen van ijsvogels kunt u hier melden. Een overzichtskaart met de gemelde waarnemingen kunt u hier bekijken.

Publicaties

De ijsvogelwerkgroep heeft een DVD gemaakt die laat zien hoe u zelf een ijsvogelwand kunt maken. Kijk hier hoe u deze DVD kunt bestellen. In aanvulling op deze DVD is er ook een handleiding gemaakt over het maken, controleren en onderhouden van ijsvogelwanden. U kunt deze handleiding pdfhier downloaden.

 

Nieuwsbrief IJsvogelnieuws.

De bedoeling van IJsvogelnieuws is nieuwtjes en opmerkelijke zaken die met ijsvogels in Nederland te maken hebben onder de aandacht te brengen. Speciale aandacht gaat natuurlijk uit naar informatie over het Gooi en de Vechtstreek. Deze nieuwsbrief wordt via mail verstuurd aan degene die zich hiervoor aangemeld hebben.

Hieronder kun je alle voorgaande nieuwsbrieven lezen:

 

pdfIJsvogelnieuw 24 (juni 2022)

docxIJsvogelnieuws 23 (juni 2021)

docxIJsvogelnieuws 22 (maart 2021)

docijsvogelnieuws 21 (december 2009)

docijsvogelnieuws 20 (juli 2009)

docijsvogelnieuws 19 (maart 2009)

docijsvogelnieuws 18 (maart 2009)

docijsvogelnieuws 17 (januari 2009)

docijsvogelnieuws 16 (april 2008)

docijsvogelnieuws 15 (april 2008)

docijsvogelnieuws 14 (maart 2008)

docijsvogelnieuws 13 (maart 2008)

docijsvogelnieuws 12 (februari 2008)

docijsvogelnieuws 11 (januari 2008)

docijsvogelnieuws 10 (juli 2007)

docijsvogelnieuws 9 (april 2007)

docijsvogelnieuws 8 (april 2007)

docijsvogelnieuws 7 (maart 2007)

docijsvogelnieuws 6 (januari 2007)

docijsvogelnieuws 5 (december 2006)

docijsvogelnieuws 4 (november2006)

docijsvogelnieuws 3 (juli 2006)

docijsvogelnieuws 2 (maart 2006)

docijsvogelnieuws 1 (februari 2005)

 

Veel gestelde vragen over ijsvogels

  1. Is er een verschil in het uiterlijk tussen een mannetje en een vrouwtje?
    Er is één zichtbaar verschil: mannetjes hebben een geheel zwarte snavel, bij vrouwtjes is (een deel van) de ondersnavel rood/oranje gekleurd.
  2. Wat eten ijsvogels?
    IJsvogels zijn echte viseters, dat is hun hoofdvoedsel. Maar in de zomer eten ze ook wel een kikker, salamander en libellenlarve. Voedsel dat niet verteert wordt uitgebraakt als een braakbal. Een braakbal bestaat voornamelijk uit schubben en visgraatjes.
  3. Waar broeden ijsvogels?
    IJsvogels graven zelf een nestgang in een steile oever. Dat doen ze met hun snavel en poten. Aan het eind van die nestgang komt een broedkamer waarin de eieren gelegd worden. Ze gebruiken geen nestmateriaal (takjes, mos, veren, e.d.).
  4. Hoeveel eieren leggen ijsvogels?
    Meestal 4-8 eieren per broedsel. Ze broeden ongeveer 3 weken en weer 3½ week later vliegen de jongen uit.
  5. Hoeveel keer per jaar broeden ijsvogels?
    Normaal is een keer per jaar. Maar veel ijsvogels broeden ook een tweede keer en sommige zelfs drie keer.
  6. Hoe oud worden ijsvogels?
    Gemiddeld maar 2 jaar! De oudste ijsvogels werden 15 jaar. Bij veel jonge vogels is de sterfte in het eerste jaar erg hoog. Dat komt door onervarenheid en vijanden als roofvogels en marterachtigen. Ook vliegen veel ijsvogels zich dood tegen ramen en auto’s.
  7. Hoeveel soorten ijsvogels zijn er?
    Over de gehele wereld zijn er 87 soorten. In geheel Europa eigenlijk maar 1 soort, ‘onze’ ijsvogel. Maar in delen van Turkije en Griekenland kun je ook de bonte ijsvogel zien.
  8. Hoeveel ijsvogels zijn er in Nederland?
    In 2007 zijn er 579 paar ijsvogels geteld. Naar schatting waren er 650-750 paar in dat jaar. Het aantal van 2008 is nog niet bekend maar ligt naar verwachting hoger.
  9. Is de ijsvogel een bedreigde vogelsoort?
    De ijsvogel staat sinds 2004 niet meer op de Rode Lijst. De ijsvogel profiteert van een verbeterde waterkwaliteit (voedsel), beekherstel en het maken van speciale broedwanden. De soort blijft echter kwetsbaar voor winters met een lange tijd ijs.
  10. Hoe ziet het leefgebied van ijsvogels eruit?
    Kenmerken zijn: voldoende visrijk water, op de oever struiken en bomen en doorgaans een rustige omgeving.
  11. Ik wil graag een ijsvogel zien. Hoe pak ik dat aan?
    Informeer bij vogelaars of een vogelwerkgroep in welke gebieden ijsvogels worden gezien. Leer het geluid kennen via een CD of via Internet. Ga pas daarna op stap.
    Een goed moment is de baltstijd in maart als de ijsvogels druk heen en weer vliegen en veel roepen.
  12. Hoe komt de ijsvogel aan zijn naam?
    Meestal lees je twee verklaringen:
    1. IJsvogel komt van het verbasterde Germaanse woord ‘Eisenvogel’, wat ijzeren vogel betekent. Bedoeld wordt dan staal waarvan de kleur blauwachtig is, net als de rugveren van de ijsvogel.
    2. In de winter wordt een ijsvogel gemakkelijk gezien bij een wak in het ijs. De vogel dus die bij het ijs zit, ijsvogel.
  13. Zijn ijsvogels standvogels of trekvogels?
    Een klein deel van onze ijsvogels trekken in het najaar zuidwaarts naar wat warmere streken. De meeste blijven echter het hele jaar hier en zijn dus standvogels. IJsvogels krijgen het in de winter moeilijk als er ijs ligt. Ze kunnen dan geen vis meer vangen. In strenge winters gaan dan veel ijsvogels dood.
  14. Hoe kun je ijsvogels aan meer nestplaatsen helpen?
    Kijk voor informatie hierover op deze site. Ga naar de homepage. In de linkerkolom onderaan zie je informatie over een DVD. Klik op het woordje hier. Op die pagina vind je informatie over een instructie DVD en over een Handleiding.
  15. Is er nog meer informatie over ijsvogels?
    Kijk voor uitgebreide informatie op site van Corné van Oosterhout.

 

Nadere informatie

Jelle Harder
Oude Amersfoortseweg 56
1213 AE Hilversum
06-33318985

Aanmelden

Via de volgende knoppen kunt u zich aanmelden als lid of nieuwsbrief of u kunt zich inschrijven voor de vogelherkenningscursus.

 

Klik hier voor aanmelden lidmaatschap

buttonautomatischincasso

Klik hier voor aanmelden nieuwsbrief

Klik hier voor inschrijving vogelherkenningscursus

Programmakalender

Uitgelicht

Nieuwsbrieven groene Gooise organisaties

In de infoschuur werken zeven groene organisaties samen, waaronder onze Vogelwerkgroep. Bij al deze organisaties verschijnen regelmatig nieuwsbrieven. Hoe je je kunt abonneren op deze nieuwsbrieven vind je hier.

 

Banner

De banner boven de website wisselt maandelijks. Bekijk hier de vorige banners en lees hoe je je eigen foto in kan zenden. Wil je ook een foto inzenden, zorg er dan voor dat de foto 1200px breed is en 275px hoog.

 

 

IJsvogels

Klik hierDe ijsvogelwerkgroep van Jelle Harder heeft een DVD gemaakt "Broedwanden maken voor ijsvogels". Meer informatie over de DVD en hoe je deze kunt bestellen vind je hier. Op die pagina staat ook de IJsvogelhandleiding. Voor het opvoeren of raadplegen van actuele waarnemingen klik je op de button hiernaast. Onder het kopje waarnemingen zie je het tijdstip van de laatste waarneming.

 

 

Waarnemingen

Waarnemingen in het Gooi en omstreken bekijken en opvoeren:

waarneming.nl

 

 Waarnemingen van de 14 daagse Eempoldertellingen:

Eempoldertellingen

Laatst bijgewerkt:06-08-2024 11:51

 

 Waarnemingen in het plasje bij de Maatpolder:

Plasje Maatpolder

Laatst bijgewerkt:08-04-2018 16:46

 

IJsvogel
Melden
Overzicht
SoortAantalLaatste
IJsvogel250812-12-2024 16:24

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Forumactiviteit

  • Geen berichten om weer te geven.