Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerkoereigers

r

Al voordat de vogelwerkgroep werd opgericht zijn gegevens verzameld over in nestkasten broedende vogels. In de jaren dertig van de vorige eeuw hield men zich daar al mee bezig, maar er was toen nog geen onderlinge samenwerking. Na de oprichting van de VWG veranderde dit, want zij stelde zich niet alleen tot doel vogelaars te laten samenwerken, maar ook onderzoeken te coördineren.

De werkgroep Nestkasten (later opgegaan in de Subgroep Avifauna) was een van eerste die werd opgericht. Gegevens werden verzameld van broedvogels in nestkasten, welke ook door anderen werden aangeleverd. Zo kwamen ook de onderzoeken van de jeugdbonden voor natuurstudie -er waren drie eind jaren zestig van de vorige eeuw- in de verslagen. De geschiedenis van het nestkastonderzoek wordt hieronder geschetst. De tekst is gebaseerd op een artikel van Dick Jonkers en Ronald Beskers dat eerder in de Korhaan is verschenen.

BosuilDe eerste series nestkasten in het Gooi zijn in de jaren vijftig door het Goois Natuurreservaat  opgehangen op de landgoederen De Beek en Oud Bussem. Dit in navolging van het Staatsbosbeheer, dat in dezelfde periode op grote schaal nestkasten ophing om de populaties van in holen broedende insecteneters te vergroten. Het doel van deze acties was te voorkomen dat insecten schade toebrachten aan bomen, Bosbouw was in die jaren nog van grote economische betekenis. Stammen van grove dennen bijvoorbeeld werden verkocht om als stuthout in de mijn bouw te dienen. In de opgroeiende ‘dennenplantages’ werden ziek en dode bomen niet getolereerd, waardoor holenbroeders geen kans kregen zich te vestigen. Door nestkasten aan te bieden kwam nestgelegenheid beschikbaar die meteen bezet raakten. Want voedsel was volop beschikbaar.

Controle voor onderzoek

De grote aantallen nestkasten boden uitstekende mogelijkheden voor onderzoek. Behalve de nestkastbezetting en voorkeuren van soorten voor bepaalde nestkasttypen konden allerlei andere gegevens worden verzamelde. Bijvoorbeeld schommelingen in soorten en aantallen, wanneer het eerste ei werd gelegd en welke veranderingen er in de loop van jaren plaatsvonden. Ook konden de aantallen gelegde eieren, geboren jongen en uitgevlogen jongen worden bepaald. Door jongen en te ringen was het mogelijk na te gaan waar zij na het uitvliegen naar toe gingen, hoe oud zij werden en waardoor zij om het leven kwamen. Bij de oudervogels kon trouw aan nestkasten worden gemeten. Door winteravondcontroles te houden was het mogelijk om vast te stellen of de in een kast slapende vogels daar in het broedseizoen ook in gingen broeden. Ook werd gekeken naar parasieten en andere dieren, die van de nestkasten gebruik maakten. Een leuk experiment was een onderzoekje naar de maximale afstand waarnaar de nestkastbewoners zich begaven om nestmateriaal te verzamelen. Hiertoe werden verschillende gekleurde wollen draadjes  in de omgeving opgehangen of neergelegd. Kortom de controleurs hadden een mini-onderzoeklaboratorium in de natuur.

Met gestructureerde controles werd begonnen in het begin van de jaren zestig.  Toen werden de nestkasten op De Beek en Oud Bussem door de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie) gecontroleerd onder leiding van Jan van der Geld. Er kwamen daarna meer terreinen bij. Het eerste verslag kwam in 1963 uit. Na de oprichting van de VWG groeide het aantal controleurs en nestkasten enorm met als hoogtepunt 1972 toen 1672 nestkasten onderzocht zijn. Het dieptepunt lag in 1987 toen er nog maar 360 gecontroleerde nestkasten, maar een jaar later was het peil weer op 700 kasten gebracht. Momenteel worden de gegevens van 1250 nestkasten in het Gooi vastgelegd.
Niet alleen waren de aantallen nestkasten groot, ook het aantal onderzoekterreinen mocht er zijn. Net als de bij de aantallen nestkasten waarin het broedproces werd gevolgd, schommelde dit van jaar tot jaar. Het maximum bedroeg 35. De tientallen terreinen bevonden zich in verschillende biotopen, waardoor de waarde van het onderzoek werd vergroot.

Nestkasttypen en gebruik

Bosuilkast St. MichaelHet meest gebruikte type is het model ‘Wageningen’ dat door Faunabeheer (1956) werd aanbevolen. Daarnaast waren er speciale kasten voor Torenvalken, Bosuilen, Grauwe Vliegenvangers, Grote Bonte Spechten, Holenduiven en Boomkruipers. De kasten waren niet altijd van hout vervaardigd. Een tijd lang waren houtbetonnen nestkasten in trek, waren zij van triplex- of multiplex en er is zelfs een experiment geweest met speciaal geprepareerde kartonnen kasten (Jonkers et al. 1987). Er is zelfs een aantal jaren geweest waarin voor Torenvalken en Bosuilen gebruikte munitiekisten zijn opgehangen. Deze loodzware en niet kapot te krijgen kisten werden op verzoek door het leger met de Aan- en Afvoertroepen weer mee terug genomen uit het toenmalige West-Duitsland en om niet geleverd.

Om meer variatie te krijgen in de bezetting en andere soorten dan de grote aantallen Kool- en Pimpelmezen te bevoordelen, zijn in de jaren zeventig veel selectieve kasten en superselectieve kastjes opgehangen.

Holenbroeders maakten graag gebruik van deze kunstmatige nestgelegenheid. Natuurlijke holten kunnen inwateren, aantast worden door zwammen, wegrotten en zijn lang niet altijd veilig tegen predatoren. Bovendien worden de kasten worden na het broedseizoen schoongemaakt en bevatten zij in het nieuwe seizoen geen parasieten en oud nestmateriaal meer. De grote variatie aan kasten leidde ertoe dat een groot aantal soorten daarin tot broeden overgingen. Hieronder een lijst met vogelsoorten die in de periode van 1963-2006 in de nestkasten zijn aangetroffen.

Torenvalk Gekraagde Roodstaart Glanskop
Holenduif Roodborst Matkop
Houtduif Grauwe Vliegenvanger Boomklever
Kerkuil Bonte Vliegenvanger Boomkruiper
Bosuil Koolmees Huismus
Grote Bonte Specht Pimpelmees Ringmus
Winterkoning Zwarte Mees Spreeuw
Merel Kuifmees Kauw

Topjaar was 1968 toen v 21 verschillende soorten de kasten bezetten.

Koolmees en Pimpelmees zijn de dominante broedvogels in nestkasten, waarbij de verhouding tussen deze twee soorten meestal 2:1 is, wat menig controleur de verzuchting doet slaken dat de nestkasten ‘koolmeeskwekerijen‘ zijn. Dergelijke uitlatingen zijn ook gedaan in de jaren zestig, toen veel Ringmussen in de kasten broedden. Tegenwoordig mogen we blij zijn als er een in wordt aangetroffen. De meest soorten kwamen incidenteel of in kleine aantallen voor. Een nieuwe soort die halverwege de jaren zestig oprukte vanuit het oosten van het land was de Bonte Vliegenvanger. In 1983 broedde hij al in zestien controlegebieden. Daarna is het aantal weer afgenomen. In 2005 werd er nog in tien terreinen gebroed en droeg het aantal bezette nestkast ? van dat in 1983. Spreeuw en Gekraagde Roodstaart.

Een opmerkelijk broedgeval vond in 2005 plaats, toen een Kerkuil in een nestkast in tuin bij een bos in Huizen broedde (Beskers 2005). Bij Holenduiven is geconstateerd, dat deze nogal eens een nestkast bezeten, nadat Bosuilen daar hun broedsel in hebben grootgebracht.

Andere nestkastbewoners

Behalve vogels maakten ook diverse andere diersoorten gebruik van de nestkasten. Zowel nesten van hommels als wespen zijn er in aangetroffen.  Af en toe leidde dit tot verstoring van de vogelbroedsels. Regelmatig kwamen oorwormen, pissebedden, spinnen, nachtvlinders, rode bosmieren en vogelvlooien in de kasten voor. Ook in de nesten waren regelmatig insecten te vinden. Een insectendeskundige kan in de kasten heel wat van zijn gading  aantreffen. Rosse Vleermuizen en Dwergvleermuizen waren regelmatig na het broedseizoen in een aantal kasten aanwezig. Grootoorvleermuizen zijn maar weinig gevonden. Zo nu en dan was er een bosmuis in een kast aanwezig. Wel op maar niet in een kast zijn wel eens uitwerpselen van een boommarter gevonden.

Bijdragen aan de wetenschap

Het nestkast onderzoek is al meer dan 50 jaar geleden gestart. Deze zeer lange tijdreeks is uniek naast het professioneel uitgevoerd ecologisch onderonderzoek van het Nederlands Instituut voor Ecologie in Heteren (NIOO). Onze gegevens zijn gebruikt voor het onderzoek naar het mogelijk effect van een door en gebrek aan calcium gelimiteerde reproductie en eischaalverdunning bij Koolmezen (Graveland 1995). Verder zijn zij verwerkt in een publicatie over veranderingen in het broedsucces van Koolmees en Bonte Vliegenvanger (Dekhuizen & Schuijl 1996). Het ringen van de vogels in de nestkasten leverde een bijdrage aan de onderzoekingen van de Nederlandse Ringcentrale, eveneens van het NIOO. Door nestkaarten in te vullen voor het Nestkaartenproject van SOVON zijn en worden gegevens geleverd voor een onderzoek naar broedsucces.

Alle gegevens dateren al uit de periode voordat de gevolgen van zure regen en de opwarming van de aarde zich manifesteerden. Zij geven een goed beeld van de verschuivingen van de broedvogels zowel in soorten als in aantallen en de legdata van het eerste ei. Het belang van de nu door ons reeds decennia lang uitgevoerde monitoring kan niet genoeg onderstreept worden. De nestkasten fungeren als ‘snuffelpalen‘ en door de langdurigheid van het onderzoek worden de trends duidelijk. De gegevens van dit onderzoek zijn “goud waard”!

Continuering en contact

Het onderzoek is, zoals uit het bovenstaande blijkt, niet alleen interessant, maar ook van groot maatschappelijk belang. Om het voort te kunnen zetten zijn altijd voldoende controleurs noodzakelijk. Om allerlei redenen en door tal van oorzaken stoppen controleurs en zijn er altijd wel nieuwe nodig. Voor het broedseizoen 2008 kunnen we vier nieuwe controleurs goed gebruiken. Wie er iets voor voelt om nestkastcontroleur worden en denkt dit leuk te vinden, kan zich hier aanmelden.

Een nader belangrijk punt voor de continuering van het onderzoek is het in stand houden van de kwaliteit van de nestkasten. Het bestand wordt vernieuwd met duurzame nestkasten gemaakt van lariks- en acaciahout.

Daarbij wordt gestreefd naar eenheid bij maten van de verschillende typen nestkasten. Door deze standaardisatie stijgt de waarde van het onderzoek nog meer. Zo kunnen verschillende terreinen met elkaar vergeleken worden.

Het maken van deze duurzame nestkasten is tijdrovend en daarom zoeken we nog timmerlui, die thuis nestkasten willen produceren. Voor aanmelding zie boven.

Rapporten

Jaarlijks wordt er door de werkgroep een verslag gemaakt met de resultaten van het nestkastonderzoek. De rapporten kun je hieronder bekijken:

pdfNestkastverslag 2023

pdfNestkastverslag 2022

pdfNestkastverslag 2021

pdfNestkastverslag 2020

pdfNestkastverslag 2019

pdfNestkastverslag 2018

pdfNestkastverslag 2017

pdfNestkastverslag 2016

pdfNestkastverslag 2015

pdfNestkastverslag 2014

pdfNestkastverslag 2013

pdfNestkastverslag 2012

pdfNestkastverslag 2011

pdfNestkastverslag 2010

pdfNestkastverslag 2009

pdfNestkastverslag 2008

pdfNestkastverslag 2007

pdfNestkastverslag 2006

pdfNestkastverslag 2005

pdfNestkastverslag 2004

pdfNestkastverslag 2003

pdfNestkastverslag 2002

pdfNestkastverslag 2001

pdfNestkastverslag 2000

pdfNestkastverslag 1999

pdfNestkastverslag 1998

pdfNestkastverslag 1997

pdfNestkastverslag 1994-1996

pdfNestkastverslag 1993

pdfNestkastverslag 1992

pdfNestkastverslag 1991

pdfNestkastverslag 1990

pdfNestkastverslag 1989

pdfNestkastverslag 1984-1988

pdfNestkastverslag 1982-1983

pdfNestkastverslag 1979-1981

pdfNestkastverslag 1976-1978

pdfNestkastverslag 1974-1975

pdfNestkastverslag 1973

pdfNestkastverslag 1972

pdfNestkastverslag 1971

pdfNestkastverslag 1970

pdfNestkastverslag 1969

pdfNestkastverslag 1968

pdfNestkastverslag 1967

 

Verslagen van de landelijke werkgroep NESTKAST kun je hieronder lezen:

pdfNestkastrapport_2021

pdfNestkastrapport_2020

pdfNestkastrapport_2019

pdfNestkastrapport_2018

pdfNestkastrapport_2017

pdfNestkastrapport_2016

pdfNestkastrapport_2015

pdfNestkastrapport_2014

pdfNestkastrapport_2013

pdfNestkastrapport_2012

pdfNestkastrapport_2011

pdfNestkastrapport_2010

pdfNestkastrapport_2009