In de bijna 50 jaar dat we bestaan heeft onze vogelwerkgroep veel onderzoek en inventarisaties uitgevoerd, en de resultaten ervan in rapporten beschreven. De meeste leden zijn echter onbekend met de inhoud omdat het een ondoenlijke opgave was om zo’n rapport in te kunnen zien: eerst moest je achterhalen waar het archief zich bevindt, daarvan een sleutel zien te bemachtigen (wie heeft die sleutel? ) en dan nog tijd vrij zien te maken om het archief te bezoeken. Slechts een enkele doorzetter met hoge motivatie en veel vrije tijd, slaagde er uiteindelijk in om een rapport van zijn of haar interesse daadwerkelijk te kunnen raadplegen.
Er is nu een grote stap voorwaarts gemaakt omdat we het volledige archief met alle 241 rapporten hebben gedigitaliseerd en op onze website hebben geplaatst.
Met dank aan Piet Spoorenberg die het inscannen van de documenten heeft verzorgd. De bijna onmogelijke zoektocht naar het archief is nu vervangen door een muisklik waarmee je elk rapport naar keuze kunt bekijken.
Er is hiermee een schat aan informatie ontsloten, die een mooi beeld geeft van de veranderingen die afgelopen 50 jaar binnen ons werkgebied is opgetreden.
Neem bijvoorbeeld de opkomst en neergang van de Kokmeeuw op het vasteland van het Gooi. In rapport 69 “Kokmeeuwperikelen in het Hilversums Wasmeer, 1971” wordt de overlast besproken van de kolonie van 1500 meeuwenparen die bij het meer broeden. Door de eutrofiering worden planten en andere veel dieren bedreigd en het verslag behandelt de mogelijkheden om de aantallen broedparen te reduceren. Het probleem werd er niet minder op want in de jaren erop zou de kolonie zelfs groeien tot 5000 (!) broedparen. Er werd besloten door middel van het rapen van eieren in te grijpen, hetgeen leidde tot een afname tot een paar honderd paren in 1976. De natuur houdt zich echter niet aan beleidsmatige regulering. Uiteindelijk is de gehele kolonie verdwenen, overigens niet zo zeer als gevolg van deze beheermaatregelen, maar ten gevolge van ernstige droogte. Alleen in Hollands Ankeveen (rapport 191 en 245) en Loenderveen broeden nog enkele paren en voor de rest zijn er alleen nog Kokmeeuwen te vinden op de eilandjes van het Eemmeer waar de vogels veilig zijn voor jagende Vossen. Het hele verhaal wordt beschreven door Juun de Boer en Dick Jonkers in rapport 208 “Broedvogels van het Hilversums Wasmeer en omgeving” in 2012.
Maakte men zich begin zeventiger jaren zorgen over het teveel aan Kokmeeuwen, tegelijkertijd was er zorg over het slinkende aantal Korhanen. In rapport 21 “De Korhoenders in het Gooi” schrijft Dick Jonkers in 1973: “In het vroege voorjaar komen natuurliefhebbers vanuit de verre omtrek in de vroege ochtenduren naar de heidevelden van het Gooi om een glimp op te vangen van de balts van deze vogels.” Het rapport geeft een mooie beschrijving van de ontwikkeling van de Korhaan in het Gooi. “Na een aarzelende entree in het Gooi, gevolgd door een spectaculaire toename, daalt de stand aanzienlijk. Hoewel het er naar uitziet dat het aantal Korhoenders de laatste jaren stabiel is gebleven, is en blijft het de vraag of dit vermoeden juist is en of deze situatie zich zal handhaven, gezien de diverse ontwikkelingen op tal van gebieden in de regio.” Met kennis van nu is het bijna aandoenlijk om te lezen met welk optimisme maatregelen werden voorgesteld om de Korhaan voor het Gooi te behouden. “… Indien als gevolg van de genomen maatregelen de soort weer vaste baltsplaatsen zou gaan gebruiken, verdient het aanbeveling bij één ervan een schuilhut te bouwen, van waaruit men de dieren ongestoord kan gadeslaan.” Die schuilhut op de hei is nooit gebouwd: de Korhaan is uitgestorven.
De rapporten laten ook de teloorgang van de weidevogels zien in het Vechtplassengebied. Fred van Klaveren schrijft in rapport 60 over een weidegebied bij het Hol in 1983 waar hij 46 broedparen weidevogels telde: “… mogen de graslanden aangewezen worden als belangrijk weidevogelgebied. Gezien de opmerkelijke dichtheden van bepaalde vogelsoorten verdient het hele gebied de status van vogelreservaat en dient als zodanig beheerd te worden.” Na tien jaar zijn Bosman en van Klaveren ((1996) aanzienlijk minder optimistisch : “Er dient serieus overwogen te worden of grote inspanningen ten behoeve van weidevogelbeheer voor dit gebied nog de moeite lonen.” Hun zuinige advies is helaas terecht gebleken, zoals blijk uit het rapport 211 van Dirk Prop in 2011, over het Hol en omstreken, toen slechts het treurige aantal van 1 paar Scholekster en 1 paar Kievit resteerde: “Wel troffen we in een natte veenweide van het Hol nog een broedpaar Kievit aan, als een onderduiker die niet weet dat de oorlog verloren is.”
Dat de tijden zijn veranderd lezen we ook in het rapport 53 “Natuurhistorische notities uit de Gooi en Eemlander 1871-1920”, waarin Erik Lam een fraaie samenvatting geeft van krantenartikelen over vogels in deze periode . In de inleiding schrijft hij: “Een zeer groot gedeelte van de artikelen die iets met natuur te maken hebben zijn verslagen van jachtpartijen. In die tijd werd jacht als een normaal onderdeel van het buitengebeuren beschouwd. Het lijk me niet juist om te zeggen dat dit komt omdat men toen dichter bij de natuur leefde. Juister lijkt het mij te stellen dat dankzij de toenmalige leefwijze de natuur de mens wat dichter op de hielen zat.
Ook wanneer een soort in lage dichtheden voorkwam, en dus nauwelijks schade kon veroorzaken, werd deze meedogenloos vervolgd: “Deze week is op den polder een zeearend geschoten, een zeer schadelijke roofvogel die hier slechts zelden voorkomt. (5 feb 1916) Of deze: In de bossen werd vrijdag een bergarend (=steenarend) aangetroffen, die door een klem aan een der poten belet werd te vliegen. Toen men het dier wilde naderen, ging het geweldig te keer. Met stokslagen werd de vogel, die een vlucht had van twee meter, gedood. Otters werden ook meedogenloos vervolgd, zelfs in één van de bekendste natuurreservaten, het Naardermeer. In een artikel op 28 feb 1917 wordt vol trots vermeld dat de gebroeders Hoetmer te Naardermeer deze winter reeds elf otters hebben geschoten.”
Dat de mensen vroeger niet helemaal zonder gevoel waren blijkt uit het volgende krantenbericht van 16 dec 1897 (Laren): “De heer Blom en zijne vrienden uit Bussum, schoten hier 60 stuks wild. Op het gezicht van die dooden, waaronder een 40-tal konijnen riep een eerste liefhebber de a.s. jacht op schadelijk wild met diep medelijden:” Och, och, onze arme beestjes!”
Overigens mag op grond van het bovenstaande niet het beeld ontstaan dat de populatie vogels en dieren zich in het Gooi zich in een afglijdende schaal bevinden. Integendeel zelfs, zoals onder andere blijkt uit de vele rapporten van de werkgroep broedvogels van de afgelopen jaren waarin de conclusies over het algemeen bemoedigend zijn.
Meest productief is de werkgroep is de Nestkasten die vanaf 1967 elk jaar een overzicht heeft geschreven over de resultaten van het nestkastenonderzoek. Een unieke reeks vol interessante bespiegelingen over het wel en wee van onze holenbroeders.
Lees alle rapporten hier.
Dirk Prop