Inloggen

banner 3origineel20170118

bannergrotebontespecht

r

 

Bulgarije 2014 

 

INLEIDING
In 2012 waren  we al naar Bulgarije geweest, naar het gebied in het Oosten aan de Zwarte Zee. Vanuit Varna maakten we elke dag een  excursie  naar gebieden met elk een eigen karakter (kustgebieden, wetlands, bossen en berg- en heuvelgebieden)  en elk met zijn eigen specifieke vogelsoorten.  Die reis vonden alle deelnemers  een groot succes, met name omdat de kennis van onze Bulgaarse gidsen er voor zorgde dat we echt veel en bijzondere waarnemingen  konden doen.  Neophron - nu geprivatiseerd, maar oorspronkelijk de reisorganisatie van Vogelbescherming Bulgarije -  zorgde voor de gidsen en adviseerde welke  excursies we het best konden maken.
Bulgarije is drie maal zo groot als Nederland. Als je rondtrekkend in het Oosten de trekvogels naar het Noorden, de DonauDelta,  hebt zien vliegen, en als je hoort welke soorten in Centraal-Bulgarije voorkomen, besef je dat dat deel van Europa zeer aantrekkelijk voor vogelen is. In 2013 hebben we daarom, weer via een contact van Neophron,  een excursie naar de DonauDelta in Roemenie georganiseerd, en het verslag van onze laatste reis, nu naar Centraal-Bulgarije ligt  voor u.
Eerst wat achtergrond informatie over Bulgarije, dat de meesten alleen kennen als een oude Sovjet-vazalstaat. Maar de geschiedenis gaat terug tot de Griekse Oudheid. Vervolgens werd het deel van het Oost-Romeinse Rijk. Het werd gekerstend in de vroege Middeleeuwen;  er staan de nodige Kruisvaardersforten, en monnik Cyrillus ontwierp het “Cyrillische” schrift dat wij ten onrechte het Russische schrift noemen .  Rond 1500 werd het deel van het Ottomaanse rijk; eind 19de eeuw werd het een zelfstandig koninkrijk, en begin 20ste eeuw werd het communistisch. Het heeft ruim zeven miljoen inwoners, waarvan meer dan de helft in de grote steden woont. Het is een arm agrarisch land dat nu met hulp van de EEG hard aan zijn infra-structuur werkt om gunstiger voorwaarden voor economische groei te scheppen.  Er heerst een landklimaat met hete droge zomers en winters met strenge vorst.
Onze reis was gepland van 27 mei tot 3 juni, later in het jaar dan meestal, maar dat was voor het berggebied de beste tijd. We zouden een grote rondreis maken vanaf  Sofia oostwaarts naar het oostelijk gedeelte van het Rhodopes gebergte. Drie overnachtingen in Harmanli. Vandaaruit  de eerste dagexcursie naar  Krumovgrad , Madzarovo en Studen Kladenets; de tweede naar het Sakar-heuvelgebied. De derde dag zuid-westwaarts naar het bergdorp Yagodina in de buurt van de beroemde Trigrad-Kloof.  We zitten dan inmiddels in het westelijk gedeelte van het  Rhodopes gebergte. Vervolgens van Yagodina  naar Bansko. Daar slapen we de vierde en vijfde nacht nacht. Eerst een dagexcursie naar het  hoogland van het Pirin Park. De zesde dag een dagexcursie noordwaarts met bezoek aan  het Rila park, met het beroemde Rila-klooster, en dan in het bekende vogelaarstempo verder noordwaarts richting Sofia. Daar brachten we de laatste nacht door om de volgende ochtend vroeg weer terug te vliegen. Al met al bleken we meer dan 1500 km door Bulgarije getrokken te zijn; duidelijk meer dan we vooraf hadden berekend.

 

VERTREK 27 MEI.                   EINDHOVEN-SOFIA-HARMANLI
Na nogal tijdrovende voorbereidingen,  met name door het electronisch reserveren en boeken van de tickets bij WizzAir,  gingen we met liefst negenendertig (het maximale aantal ; met de gidsen erbij zeven per minibusje) ) vogelaars  op pad. ’s Ochtends om half zes verzamelen op Bussum-Zuid. Met de bus naar Eindhoven ; met een paars vliegtuig van WizzAir naar Sofia (oh, wat duurde dat geld-wisselen daar lang), en met zes minibusjes, en onze gidsen, oostwaarts naar Harmanli, onze eerste bestemming.  Eerst van Sofia over de autobaan richting Plovdiv, ruim tweehonderd kilometer.   Wat zie je langs de autobaan? Wat ooievaars in het veld, hier en daar een roofvogel en een kraai, en wat moeilijk herkenbare opvliegers. Iets na Plovdiv van de autobaan af een pauze bij een tankstation. Meteen raak; kuifleeuwerik. Dan over een provinciale weg, tweebaans,  via Haskovo naar Harmanli, nog zo’n 150 kilometer. Deze weg leidt dwars door alle dorpjes en stadjes, waar je overal  ooievaarsnesten ziet met  als onderhuurders Spaanse en huismussen, en veel “draadvogeltjes” zoals zwaluwen, klauwieren en bijeneters. Eind van de middag komen we behoorlijk  uitgereisd  in ons hotel Prikaskite (“Sprookje” ) aan. Inderdaad sprookjesachtig mooi gelegen aan het eind van een smal dal met riviertje en aan beide zijden vrij steile wanden tot een hoogte van 200 meter. De meesten zochten snel het terras  op  met uitzicht op het dal; de serieuzen gingen op pad rondom het hotel. Zij werden beloond met bonte vliegenvangers, cirl-gors, en dwergarend. Hadden de thuisblijvers ongelijk? Nee,  want zij kregen een  showparade van zwaluwen,  kwikstaarten, pronkende wielewaals en een op ooghoogte langsvliegende zwarte ooievaar.   Het was een pittige reisdag, de eerste 350 km zitten er op, dus niet te laat naar bed en gezond weer op.

 

28 MEI                            HARMANLI-KRUMOVGRAD-STUDEN KLADENETS –HARMANLI
Het eerste doel was de voederplaats van de gieren bij Krumovgrad, maar  voor het ontbijt waren er al wat vroege vogels die de nachtegaal hoorden.  Het werd een  stevig stuk naar een bergachtig gebied, dat we snel wilden afleggen om op tijd te zijn voor de gieren. Een mooie rit door het platteland, met ooievaarsnesten in de dorpjes, ezelwagentjes en koetjes in de wei en een steenuiltje op een paaltje. Op een gegeven moment de weg af een onverhard bospaadje op, voornamelijk gebruikt door  houthakkers, omhoog het bergebied in. Na een half uurtje moesten we de busjes parkeren en verder omhoog lopen. Hoewel in een arm land als Bulgarije niet veel van natuurbescherming verwacht mag worden is er een project om de gieren te redden. In een vlak deel boven de boomgrens, tussen twee toppen worden er karkassen van koeien en schapen gelegd, waar de gieren op af komen. Wij zelf konden tot  500m van de voederplaats komen, maar we zagen heel goed de, grotendeels witte, aasgier; de (meest voorkomende) vale gieren met witte kop , en een  donkere monniksgier. Na hun maal  was het  indrukwekkend te zien hoe ze op de thermiek omhoog cirkelen en over ons heen kwamen.  Vandaar weer  over hetzelfde paadje terug, waar we veel klein spul zagen zoals klauwieren, vale spotvogel, klapekster, en (allen de echte kenners) een bergfluiter. Door naar het stuwmeer van Kladenets. Onderweg, even van de hoofdweg af,  een (lunch)stop gemaakt bij een boerderijtje. We volgden een weggetje  langs een riviertje met aan de ene kant een rotsachtige heuvelrug van 150 m hoog en aan de andere kant een soort wetland langs de rivier met wilgen en populieren. Een ruig landschap waar veel verschillende  vogels te zien waren. Aan de rivierkant tussen de bomen een balkansperwer, verschillende tapuiten, een zwarte ooievaar en een laag overvliegende vale gier.  Aan de rotskant  roodstuitzwaluwen en een  Aziatische steenpatrijs, voor velen de eerste  van hun leven.  We keerden om bij een rotspunt langs het weggetje, waar een koppel blonde tapuiten druk bezig was met het voeren van hun jongen. Op naar het stuwmeer, slingerend tussen de heuvels , met nog een aantal stops waar we een scharrelaar,  bijeneters en weer veel klauwieren zagen.  Verder  opvallend veel roofvogels. We gingen over de dam naar de andere kant van het stuwmeer waar het hoger en steiler was. We stopten op een uitkijkpunt zo’n 150m boven het meer met een prachtig uitzicht zowel naar beneden als naar boven. Het aantal roofvogels was opvallend zoals slechtvalk, zwarte wouw, slangenarend, arendbuizerd en zelfs een nest aasgieren met jong. Verder raven en een blauwe rotslijster.  Het was een geslaagde eerste dag geweest, Geweest;  ’s avonds vanuit het hotel weer een avondwandeling gemaakt waar we de nachtzwaluw hoorden.

 

29 MEI                                 HARMANLI- SAKAR HILLS-HARMANLI
De Sakar Hills liggen ten Zuidoosten van Harmanli vlak bij de Turkse grens. De eerste stop was bij een boerenbedrijf waarachter een kolonie roodpootvalken zat, die daar min of meer beschermd waren. Verder natuurlijk weer zwaluwen, Spaanse mussen en vanaf de heuvels erachter konden we een keizerarend prachtig zien overvliegen. We reden verder door een gebied met wat akkertjes tussen de overigens  wilde begroeiing,  steeds dichter  naar de Turkse grens. Er werd door de grenspolitie druk gepatrouilleerd ;  zij moesten  die arme ontheemden uit het Midden-Oosten tegenhouden die via Turkije probeerden Europa  binnen te komen. Wij parkeerden ergens langs de weg, waar we een lange wandeling gingen maken  in een natuurgebied met open stukjes omgeven door  struiken en bomen.   Na een korte uitleg aan de grenspolitie hebben we mooie waarnemingen kunnen doen. Grauwe- en maskerklauwier, (Oostelijke)  vale spotvogel, Balkan bergfluiter en ortolanen. De fotografen waren nauwelijks meer terug te krijgen; ze moesten en zouden die éne ortolaan  hebben. Toch weer verder, en in een dorpje zagen we, vanuit de busjes, een steenuil, precies waar je hem zou verwachten, op een ingezakt schoorsteentje. Op weg naar ons keerpunt zagen we dode “slangen” op de weg; geen echte slangen maar een hazelwormsoort (Scheltopusik), en een glasslang, maar later toch ook een echte slang, een “Whipsnake” of pijlslang.  Bij het keerpunt hadden we uitzicht op het nest van een keizerarend.  Er kwam een mooie vlucht zwarte ooievaars over en in de bomen (soort wilgen) langs de weg zat een Syrische bonte specht. In deze buurt  wordt tabak gekweekt ; we zagen de droogrekken staan. Op de terugweg  passeerden we een steppengebied met grondeekhoorns (sisals)  en dus ook isabeltapuiten die hun holletjes als nest gebruiken, en daarboven nogmaals keizerarenden en overvliegende ooievaars. Weer een lange dag, maar ’s avonds waren  we nog steeds niet klaar. Op het terras werd een laken opgehangen met een lamp er op, waar allerlei nachtvlinders en andere insecten op af kwamen.  Het werd wat later dan verwacht.
Nog één nachtje in het sprookjes-hotel, en dan weer verder. Het hotel lag schitterend, heel rustig maar niet te ver van de stad. De manager gedroeg zich als een hele meneer, maar  had zich helaas slecht voorbereid op een groep als de onze. Er was één ober – die deed erg zijn best -  die de hele groep moest bedienen zowel  de drankjes op het terras als tijdens het eten, waardoor het niet erg vlot liep. We hadden afgesproken  dat we zelf lunchpakketten zouden maken tijdens het ontbijt; daar was men helemaal niet op voorbereid, gewoon te weinig van alles wat er behoorde te zijn, zodat er filevorming en enige irritatie ontstond. De tweede  dag waren de kamers niet gedaan. Op zichzelf allemaal te overleven, maar voor ons is het onbegrijpelijk dat je een hotel, dat op zo’n aantrekkelijke plek ligt, zo knullig runt. Dimiter Georgiev, onze man van Neophron, die het allemaal goed voor ons had afgesproken, schaamde zich voor zijn landgenoot die zo’n slechte beurt maakte.

 

30 MEI                                                          HARMANLI-YAGODINA
We gaan weer westwaarts; eerst een stukje autobaan richting Plovdiv, maar vóór Plovdiv alweer het berggebied in. We reden grotendeels door smalle dalen, met aan beide zijden  steile en hoge wanden waardoor er weinig licht doordrong;  bovendien was het regenachtig.  Een wat sombere dag waar veel kilometers gemaakt moesten worden .  We hebben weinig stops gemaakt; de eerste grote stop was bij een oude zandafgraverij , vlak aan een riviertje en gelegen tussen steile rotswanden. Men was er bezig  een restaurant te bouwen. In het riviertje zaten een waterspreeuw. We konden goed volgen hoe deze jonge vogel telkens weer vanaf het zelfde plekje , een kei of richeltje, op zoek ging naar voedsel. Tussen de hoge rotswanden scheerden  alpengier- en roodstuit- en rotszwaluwen  spectaculair van hoog naar laag en heen en weer. Het was een mooie locatie, waarna we weer een lang stuk voor de boeg hadden met weinig stops vanwege het weer. Daardoor konden we wel vrij vroeg in de Trigrad-Kloof zijn. Dat was een van de meest bijzondere plekken waar we geweest zijn. Het laatste stuk erheen gaat over een kronkelende eenbaansweg, met  rechts pal ernaast een steile rotswand zeker 200 m omhoog, en links een afgrond zeker 100 m omlaag met onderin een bergbeek;  naast de beek gaat de wand weer een paar honderd meter recht omhoog. De wanden zijn begroeid met wat kleine struikjes en polletjes gras en mos. Na een tunneltje bereik je het hoogste punt, waar je kunt parkeren. Het riviertje duikt hier als een  ondergrondse waterval diep naar beneden. Hier moesten we hem dus zien te vinden; de (roodgevleugelde) rotskruiper!  Niet groter dan een forse mees, lange kromme snavel en grijzig, en alleen op zijn vleugels zie je de prachtige purperen bovenveren. Hij voedt zich met spinnen en andere insecten die tussen de polletjes en rotsspleten zitten. Omdat het regende hielden de insecten zich schuil, en dus moesten we het die dag zonder de rotskruiper doen. Wel  zagen we zijn buurtbewoners; de slechtvalk, de raaf, de zwarte roodstaart, de roodborst en de rotszwaluw, maar geen rotskruiper. “Morgen gaan we meteen weer  terug” beloofde onze gids. We konden alleen Bertus nog bewonderen die zijn jeugdige overmoed toonde door met zo’n éénpersoonskabelbaan/gondel het aandurfde naar beneden te zeilen. Iedereen had commentaar, maar Bertus bleef de enige die het aandurfde.  Maar nu eerst naar Yagodina. Dit bleek een vriendelijk  boerendorpje te zijn, midden in een ruig berggebied waar de nodige beren in de omgeving zouden rondbrommen. Op een weitje in het dorp een grote gele kwik en een zwarte roodstaart. Het enige hotel was te klein voor de hele groep zodat een aantal bij particulieren was ingekwartierd. Maar alles was hier wel uitstekend geregeld door de charmante gastvrouw, en dus niet door een  macho-manager. Het was er zondermeer erg gezellig met uitstekend eten, en keurige, schone kamers.  Daar hadden we misschien langer moeten blijven, maar dat is achteraf gepraat.

 

31 MEI                                                          YAGODINA-TRIGRAD-BANSKO
Omdat we eerst weer naar de Trigrad-Kloof gingen zou dit een lange dag worden. Het afscheid van onze gastvrouw was teder en  nam iets meer tijd dan anders, maar dan toch  terug  naar de kloof. En daar dus zoeken naar de rotskruiper. Vorig jaar had hij nog  een nest vlak voor het tunneltje, maar er was ook kans bij wat rotsspleten in de wand aan de overkant. En wij maar kijken en turen, totdat – ere wie ere toekomt – Ben Tieland hem ineens zag.  Inderdaad op de wand aan de overkant was hij tussen de rotsspleten druk op insectenjacht. We hebben hem daar best lang en ook  goed kunnen bekijken. Hij is zo goed gecamoufleerd dat, als je hem even kwijt bent,  het best lastig is hem weer terug te vinden. Plotseling vloog hij echt weg.  Naar de ingang van de tunnel, natuurlijk aan de kant waar wij niet stonden. Daar is hij nog even erg goed waargenomen en hebben de fotografen hun shot van de week kunnen maken. Het was zeer de moeite waard al is het bizar om te beseffen dat er een paar jaar geleden eentje op het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit in Amsterdam heeft gezeten. Toen volgde een lange rit door bosachtig berggebied, met hier en daar wat houthakkers; vanuit de busjes zagen we reeën en herten. Voor de lunch stopten we in een open gebied,  dat erg  Zwitsers aandeed,  met knalgroene weiden met paardjes en koetjes. Ook daar trokken weer een paar reeën zich in de bosrand terug.  Bij de busjes zaten tapuiten en een zwarte mees, en in de buurt werd een rouwmees in een holletje gezien. Op weg naar Bansko ’s middags nog een stop bij een boerderij met wat huizen met op een paaltje meneer en mevrouw goudvink en wat overscherende alpengierzwaluwen, maar verder geen bijzondere waarnemingen. Zelfs een extra omweg om toch te proberen nog een drieteenspecht te zien liep op niets uit. In het centrum van Bansko was ons hotel “Molerite”, gebouwd rond 1750 voor de postkoetsreizigers, en zo zag het er nog steeds uit. Het was zaterdagavond en  een vrolijke boel met tijdens de “eenvoudige doch voedzame maaltijd” ook een stevige portie muziek.

 

1 JUNI                                                BANSKO-PIRIN-BANSKO
Bansko is een welvarend stadje met veel hotels en moderne winkels; het  ligt bij een ski-gebied.  Het was zondag en toen we naar boven reden zagen we veel dagjesmensen  die ergens in de bergen gingen wandelen en picknicken. “Boven” was het Pirin-park. We parkeerden bij een Berghaus tussen de dennen, waar we meteen een notenkraker zagen. We begonnen aan een stevige voettocht tot boven de boomgrens;  hier en daar lagen nog sneeuwresten.  Onderweg veel gemzen gezien en hangend boven de kammen van de bergen roofvogels maar we konden niet met zekerheid zeggen of het steenarenden waren.  Verder klauwieren, zwarte roodstaart en in het Berghaus op het hoogste punt zat een beflijster.  Weer beneden bij de parkeerplaats, hielden we koffie- en lunchpauze. Toen weer terug naar  Bansko,  waar we een provinciale  weg namen langs een riviertje met aan weerszijden  rotsformaties van zo’n drie honderd meter hoog. Een middag waar we veel gezien hebben. Hoog op de randen van de rotsen zagen we blauwe rotslijsters, daarboven veel roofvogels. We spotten zowaar een slangenarend met de kronkelende prooi nog in zijn poten; het schijnt dat ze die al vliegend opeten. Op het verste punt bij een bruggetje is door sommigen een oeverloper met kuiken gezien. Op de terugweg wilden we wel een ijssie halen bij een snackbar. Wat een geluk, in de struiken langs de weg fladderde een grijze gors. Het is maar wat je grijs noemt;  hij was zondermeer veelkleurig. Terug naar Bansko waar we ons weer in het locale vertier stortten met de nodige hartversterkers.

 

2 JUNI                                                   BANSKO-SOFIA
Van Bansko noordwaarts over een grote weg naar Sofia met ineens veel meer verkeer dan we gewend waren. Na een uurtje een klein stukje de weg af, over een wel erg scharrig paadje,  naar een ruig gebied waar we, behalve vinken en andere zangvogels  de  “pleased to meet you”  roodmus  troffen. Vandaar weer  verder naar het Rila-gebergte waar het beroemde Rila-klooster ligt. Een indrukwekkend voorbeeld van Byzantijnse versierkunst met wel veel toeristenbussen. We moeten zowaar parkeergeld betalen!  Op de hellingen rond het klooster was het in het bos moeilijk waarnemen, op en rond het kloosterterrein zag je veel meer met name vele zwaluwsoorten, boomklevers, roodstaarten en grote gele kwikken. Van het klooster reden we nog een stukje verder de bergen in waar we op een veldje lunchten, de groepsfoto maakten waarbij een koekoek ons gezelschap hield. Dat veldje zat vol met bloeiende wilde bloemen; wel tien soorten op een paar vierkante meter. Ook waren daar  - maar ook op andere plaatsen tijdens de tocht – opvallend veel vlinders. Wouter Rohde kon zijn hart ophalen. Het enige dat we nog niet hadden gezien waren watervogels. We reden weer heel wat kilometers noordwaarts; het landschap werd vlakker en, alweer  voorbij Sofia, kwamen we bij een wetland. Prachtige plek waar we heel wat konden inhalen: bruine kiekendief, Balkan gele kwikstaart, steltkluut, paapjes, karekieten, roerdomp, zilverreiger, dodaars  en wotoogeenden. Het zat er op, we moesten naar ons hotel in een buitenwijk van Sofia. Sofia leek wel één grote  bouwput, waar in hoog tempo ringwegen met fly-overs werden aangelegd en waar langs de invalswegen allerlei, vaak westerse,  bedrijven in nieuwe vestigingen met hun activiteiten waren begonnen. Nog even de busjes aftanken, waarbij we één busje even kwijt waren, en dan inchecken in het laatste hotel. De chauffeurs hadden nog de taak de busjes naar het vliegveld terug te brengen. Een hectische rit in de maandagspits met een aantal wegomleggingen waardoor we nog maar net op tijd onze busjes kwijt konden. Er werd kritisch gekeken naar de wel erg bemodderde busjes, maar onder het vuil was geen krasje te ontdekken. Terug naar het hotel waar de meesten al aan tafel zaten, en waar we een zeer geslaagde laatste avond hadden. 

 

3 JUNI                                             SOFIA-EINDHOVEN- THUIS
Net als bij het vertrek moesten we voor dag en dauw op om per bus naar het vliegveld te gaan. De terugreis verliep volgens schema; de Utrechters zetten we weer ergens bij Nieuwegein af, en rond twaalf uur stonden onze geliefden ons op Bussum-Zuid op te wachten.  
Als je er een week op uit trekt om in een land de meest interessante vogel-plekken te bekijken moet je wel bereid zijn behoorlijk wat kilometers te maken. Toegegeven ; het waren er wel erg veel. De busjes voldeden uitstekend, maar dit maal was het niet goed mogelijk in drie groepen van twee busjes te rijden waardoor het soms wat erg druk was op bepaalde plaatsen.  Het was  een zware week, maar onze inspanning was beloond. Ruim 160 soorten, en daarnaast prachtige vlinders, wilde bloemen en boeiende landschappen. Die doen de  vermoeidheid snel vergeten. Dank en hulde aan onze trouwe chauffeurs die ons al die kilometers veilig hebben gereden; dank aan de deelnemers die met hun doorzittingsvermogen, altijd een goed humeur hebben gehouden, zodat de sfeer altijd optimaal was.
Gaan we nog eens naar Bulgarije? Vast wel, in het zuiden aan de grens met Griekenland zijn ook nog fantastische gebieden te bezoeken. Volgend jaar dan maar weer. Of toch eerst even ergens anders naar toe.

 

Evert Constandse                    Bertus van den Brink           Bert Roelofs.