Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerkoereigers

r

Wintertaling (Bert Roelofs)Met 20 personen start de excursie in het NS station Bussum Zuid. Onderweg naar de Oostvaardersplassen doen we eerst de Pampushaven aan, gelegen aan de noordwestzijde van de Flevopolder. Het is een buitenhaven waarbij een strekdam/dijk voor luw water zorgt.

Het is overigens fantastisch “open” weer met zon, flarden bewolking, extreem ver zicht en met een fraaie lichtval. Op de dijk toch wel veel wind waardoor je ondanks de temperatuur van 14 graden en zon wel afkoelt. Zeer veel kuifeenden hebben zich in de buitenhaven verzameld. Wel duizenden. Al onze auto’s komen aangereden op het kleine onverharde parkeerplaatsje. We staan in slagorde opgesteld met de voorruit gericht op de duizenden eenden. Een centraal commando of instructie ontbreekt en bij de eerste geopende autodeur vliegt een groot deel van de eenden op. Gelukkig landen ze niet veel verder en zijn ze nog goed waar te nemen. Mannetjes, vrouwtjes kuifeenden, sommigen vrouwtjes met witte kol over snavel, wel of niet een lichtere rugkleur want zouden er dan toch toppereenden tussen zitten? Er konden helaas geen eensluidende conclusies worden getroffen, wel wordt vermoed dat er toppers tussen zaten. Ook vonden we diverse tafeleenden tussen de kuifeenden en verder nog futen, grote zilverreiger en tientallen aalscholvers die gebonden leken aan de roestige stalen buizen langs de oever. Opvallend waren de in groepen doortrekkende spreeuwen, enige putters en veldleeuweriken.

Doorgereden naar de parkeerplaats van het bezoekercentrum Oostvaarders. Bij het gebouw Oostvaarders wordt dankbaar gebruik gemaakt van de toiletvoorziening. De overgeblevenen vergapen zich onmiddellijk aan een tafereel met familie raaf (5 x), een jagende slechtvalk, buizerd of nee, wellicht een ruigpootbuizerd - hij vliegt zo anders, polsvlekken, maar geen witte stuit noch zwarte eindstaartband en geheel bruin - dus toch een buizerd. Toen lopend via het Jan van de Boschpad naar het oostelijk uitkijkpunt. Een parade aan soorten trekt langs met grauwe gans, kluut, wintertaling en ja, enkele watersnippen verscholen in de begroeiing (1, nee 2, nee 4) aan de overkant. Iets links ook pijlstaart, smienten, slobeend. Een bruine kiekendief komt recht op ons aangevlogen en komt steeds dichterbij. Hij laat details zien die je zelden zo mooi ziet. Maar nu wel, met dit mooie licht. Een bleekbruine kop en donkere band onder de keel en lichtbruine staart. Alles volgens het boekje - de ANWB Vogelgids - het staat er allemaal in! Ja, ja, 2e kalenderjaar juveniel.
In het water lijkt het wel voorjaar. De grote karpers 'rijden' door het water met hun rugvinnen boven water alsof het paaitijd is. Een ‘rode’ vos in winterkleed sluipt door het groen en bruin van de najaarsvegetatie, in de veronderstelling dat niemand hem ziet.

Het is een mooie ochtend, naar later blijkt een record warme dag van 17,1 graden in de Bilt en dat op 2 november. De tot nu toe warmste 2 november dag was in 1943 met 17 graden.

Teruglopend worden als doelen geformuleerd, de klapekster en de zeearend. Hoge doelen lijkt me maar het toont de ambities van het gezelschap. Op naar de officiële ingang van de Oostvaardersplassen.

Langs de Oostvaardersdijk naar de Knardijk. Onderweg zien we zeer veel futen ‘blinkeren’ in het Markermeer; ze lijken in dit licht geheel wit.

Bij de Knardijk aangekomen blijkt dat meer mensen de natuur in trekken. We parkeren achter de laatste geparkeerde auto in de berm van de Knardijk en besluiten niet het bezoekerscentrum aan te doen. Op enig moment, langs het pad langs een vaart, treffen we de klapekster aan in de top van een dode boom, overigens akelig ver. Diverse excursiegenoten hebben hem gezien maar ik vrees dat dat niet voor iedereen geldt. Nadat hij wegvloog bleef hij verder onzichtbaar. Langs de Konikpaarden door het ‘wilgenbos’, een onsamenhangend geheel van boomstronken, boomlijken en lelijke staketsels. Gefilosofeerd wordt wat het nu eigenlijk is, afbraakstadium, verval, zo ziet er uit als de bom valt, maanlandschap ( daar staan toch geen wilgen?). We laten het onderwerp voor wat het is – enkele vinken vliegen langs – en komen bij de hut de Zeearend aan. Deze is redelijk vol. De meeste bezoekers komen volgens mij voor de edelherten. Ze zien wel vogels maar hebben weinig idee welke. Wij zien veel vogels en vooral de goudplevieren trekken onze aandacht. Op de terugweg blijven de spreeuwen regelmatig prachtige rondtollende groepen vormen telkens van vorm veranderend. Wellicht genieten ze enthousiast van het mooie weer en hebben ze een voorjaarsgevoel in het najaar?

De vos waar we zo'n beetje over struikelen dichtbij het bezoekerscentrum die op enkele meters afstand ons ongeïnteresseerd passeert, drukt ons de neus op feiten. Natuur in een dichtbevolkt gebied. Aan de ene kant ruig, getuige de aanwezigheid van de dood (de afstervende wilgen en de verhongerende paarden, runderen en herten in de winter waar telkens veel commotie over ontstaat) in dit onverbiddelijke natuurgebied. Aan de andere kant aangepast, getuige de vos die niet bang is voor de bezoeker.

We gaan nog even naar de Praambult want 1 doel is nog niet gehaald, de Zeearend. En ja hoor, na wat afleiding van grote zilverreigers en de vele edelherten, zien we dan toch, weliswaar op zeer grote afstand, een Zeearend op het nest van afgelopen jaar. Voldaan gaan we naar huis. Bij het inladen van de auto zie ik nog een sperwer langs komen die ik deel met mijn reisgenoten ... de meeste deelnemers zijn alweer onderweg naar huis. Het theater dat natuur heet, gaat gewoon door of je er nu naar kijkt of niet.

Poul Hulzink