Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerzeearend3

peilikaan

Als we Neophron niet hadden! Neophron…. ????????? Dat is de Latijnse naam voor de aasgier, maar ook de naam van de reisorganisatie van onze Bulgaarse vriend Dimiter Georgiev. Neophron heeft ons geholpen met onze reizen naar Varna in 2012, naar de Donaudelta in 2013, naar Centraal-Bulgarije in 2014 en afgelopen jaar naar Noord-Griekenland en Bulgarije. Dimiter en zijn collega’s Mladen en Minco adviseren ons niet alleen over mogelijke bestemmingen, reisschema’s en hotelreserveringen, maar ze organiseren een en ander ook ter plekke. Daarnaast zijn ze de beste gidsen die we ons maar kunnen wensen. Ze zijn alle drie bioloog en bovendien tonen ze een enorme betrokkenheid en onvermoeibare inzet om de reis voor ons zo interessant mogelijk te maken.
Het is al vaker gezegd; Oost-Europa is een ideale vogelbestemming. Er zijn uitgestrekte gebieden die nog onontgonnen zijn, waardoor de natuur onbedorven is gebleven en de flora en fauna er nog in oervorm te zien zijn. Bovendien zijn de bestemmingen relatief goedkoop zodat het voor velen mogelijk is de reis mee te maken.
Tijdens de reizen met de Neophron-mensen praten we natuurlijk over mogelijke andere bestemmingen en die houden we voor de toekomst in gedachten. Zo ook bij de voorbereiding van de reis van 2016. We waren eerder al in het oostelijke (bij Varna) en centrale deel (Rhodopes gebergte) van Bulgarije geweest, maar ook het zuidwesten, met weer een ander landschap, was een bezoek waard.
Zo gezegd zo gedaan. Na de nodige voorbereidingen stonden we op 27 mei op Schiphol om in te checken voor de vlucht naar Sofia. Door stormen boven Duitsland hadden we behoorlijk wat vertraging, en kwamen we rond twee uur lokale tijd aan. Na het ophalen van de busjes konden we pas om vier uur vertrekken naar onze eerste bestemming, het Kerkini-meer in Noord-Griekenland, net over de grens met Bulgarije. Een rit van zo’n kleine driehonderd kilometer. Onderweg niet veel meer gezien dan wat roeken en een boomvalk bij een tankstation. Wel mooie uitzichten op het Pirin-gebergte met nog besneeuwde toppen, en een rivier die lange tijd parallel aan de weg liep. Het was al donker toen we bij Hotel Erodios aankwamen. Onze kamers lagen in de bijgebouwen en het was behoorlijk lastig die in het stikdonker te vinden. Maar na een “verfrissing” en een stevige hap, lekker naar bed om fit aan de eerste dag te beginnen.
Rond het Kerkini-meer is in 2006 een Natuurpark gesticht. Het ligt tussen twee bergen, de Mavrovouni en de Kerkini. Vanuit Bulgarije stroomt de Strimon het gebied in; het meer van 110 km2 is ontstaan rond 1930 toen er een stuwdam is aangelegd. Deze regio heeft door zijn ligging een bijzonder microklimaat, relatief zacht/warm – er groeit katoen – waardoor er zowel vogelsoorten uit het Middellandse Zeegebied als uit het noorden voorkomen. Bovendien komt de trek vanuit Siberië ook door dit gebied. Er zijn ruim driehonderd soorten, waarvan er honderddertig in het reservaat broeden. Het is beroemd om het aantal vogelkolonies en om zijn aalscholvers, grote zilverreigers, purper- en ralreigers, zwarte ooievaars en met name de roze en kroeskop-pelikanen. Verder wordt gezegd dat er de grootste variëteit aan roofvogels van heel Europa is. Helaas zien de Grieken de vogels als extra voedselbron en er wordt dus nogal wat gejaagd; hierbij is de verstoring van de natuur misschien nog wel erger dan het jagen zelf.
DE EERSTE DAG.
Ons hotel ligt in Lithotopos, aan de zuidwestkant van het meer. De eerste excursie ging, langs de westkant, naar Mandraki aan de noordkant. De route met mooie doorkijkjes slingert langs het meer. Mandraki is niet meer dan wat hutten en schuren, maar daarop zat wel een steenuil. Er steekt een kleine lommerrijke kaap het meer in, waar je de zwaluwen ziet rondscheren en de eendjes ziet dob-beren; verder is er een aanlegplaats voor bootjes. Daar begon ons “schoolreisje”. Varen is altijd leuk (hoewel, we moesten wel zwemvesten aan) en in heerlijk voorjaarsweer wordt het alleen maar nog aangenamer. Zo relaxed, je zou haast vergeten dat we voor de vogels kwamen. Het was in alle op-zichten een onvergetelijke ervaring; dwars over het stille meer tussen groepen futen en (dwerg)aalscholvers met boven je overvliegende ooievaars en reigers. Spectaculair waren de kroeskop- en roze pelikanen, die deden denken aan oude galjoenen die statig over het meer glijden.  Aan de oostkant bij de stuw is het wetlandachtig met op legakkers hoge bomen vol met aalscholvers, reigerssoorten en zwarte ibis. Ze lieten zich door ons niet verstoren en waren daardoor goed van dichtbij te zien. Onderweg nog witoogeend, waterhoen en dodaars. We hadden wat grotere aantallen sterns verwacht dan alleen de paar visdiefjes die we er aantroffen. Dat rondje varen duurde zo’n twee uur, maar die leken zo voorbij. Dus weer in de busjes en oostwaarts naar een deltaatje waar een beek in het meer stroomt. Behalve van de lunch konden we daar genieten van karekieten, cirlgors en klauwieren in het riet, maar ook werden we verrast door een woudaap die plotseling opvloog en vlak langs ons heen naar een ander plekje in de rietzoom zeilde.
’s Middags reden we het meer langs de oostkant rond om uiteindelijk weer bij het hotel uit te komen. Aan de noordkant ligt het meer dicht bij de bergen, en daarom zijn er hier en daar rotspartijenlangs de weg. Op één daarvan werd het nest van een rotsklever gespot, moeilijk te zien, maar het was een komen en gaan. Langs de oostkant van het meer rijd je het grootste gedeelte over een dijk, nou ja rijden: stoppen, optrekken en weer stoppen; de bekende vogelaarsprocessie. Aan de ene kant van de dijk liep een, tussen wilgen verscholen, rivier met onder andere klauwieren (waaronder kleine klapekster!) en oostelijke blonde tapuit. De buidelmees werd niet alleen gehoord maar ook gevonden, zij het vluchtig. Aan de andere kant lag wetland met weilanden met grazende runderen en plassen met weer allerlei reigers, zwarte ibissen, ooievaars en een overvliegende visarend.
Op een gegeven moment ben je rond en terug bij het hotel; napraten op het terras met een Grieks biertje. De bediening liet zien dat de kwaliteiten van de Grieken niet liggen in administratie en orga-nisatie; het afrekenen was een eindeloos gefrummel met bonnetjes en het was niet kloppend te krijgen. Vanaf het terras hoorde en zag je wel gorzen, een grauwe vliegenvanger en nachtegalen. Een mooie afsluiting van de eerste dag.

DE TWEEDE DAG.
Eerst vogelen in de bergen nabij het meer om dan naar Bulgarije te gaan. We vertrokken noordwaarts langs het meer om dan oostwaarts tot Achladohori te rijden. Vandaar weer terug naar de autobaan richting Bulgarije, op weg naar Melnik, onze standplaats voor de rest van de week.
Het eerste stuk lag wat verder van het meer in bergachtiger gebied, en dan doe je meteen andere waarnemingen. Als eerste een slangenarend. En dan zaten in een groepje bomen langs de weg een bergfluiter en een baardgrasmus. Door sommigen werden Russische kauwen, een buidelmees, en een kleine zwartkop gezien. We stopten bij een picknickplek waar “toevallig” een fruithandelaar met volle pick-up ons verwende met de meest sappige perziken, appels en peren. Rond die plek bijeneters, zomertortels en hoog op de kam van de rotsen zowaar een blauwe rotslijster. Vandaar naar de autobaan en de grens over bij Kulata. Meteen na Kulata stopten we bij een broedwand, weliswaar verlaten, maar er jaagden wel veel zwaluwen en bijeneters; in de struiken ring- en huismussen.
De binnenweg naar Melnik slingert door een heuvellandschap met vrij ruige begroeiing. Natuurlijk om de haverklap stoppen, even eruit om weer wat te bekijken; moeilijk te beschrijven, maar leuk vogelen kun je alleen in werkelijkheid ervaren. Onderweg passeer je wat “vlekken” waar altijd wel wat te zien is; een steenuiltje, wat gorzen of tapuiten, en altijd klauwieren en zwaluwen. Vlak voor Melnik rijd je over een hooggelegen stuk met aan je linkerhand wijngaarden en rechts, schuin naar beneden lopend, een open weideachtig gebied met struiken, bomen en beneden in het dal een beek.  We zijn daar op andere dagen ook langsgekomen en elke keer hebben we daar een tijdje stilgestaan om gewoon te kijken naar wat er allemaal rondvloog. Boven onze hoofden dwergarend, slangenarend en wespendief; op de grond kalanderleeuweriken, kuifleeuweriken en tapuiten, en in de struiken een paartje roodkopklauwieren dat maar op en neer vloog. Tussen de wijnstokken tenslotte wat puttertjes. Een mooie laatste stop, want vandaar was het nog maar een kleine tien minuten naar Melnik.
Melnik en het gebied eromheen is bekend om zijn wijn. Die hebben we natuurlijk geprobeerd, maar we zijn verwend met ‘onze’ wijnen; die smaken ons toch beter. Honderd jaar geleden had Melnik ruim twintigduizend inwoners. Dat liep sterk terug en in de zestiger waren dat er nog maar driehonderd. Inmiddels neemt de bevolking weer toe, maar veel meer dan duizend zijn er niet. Er is  weinig bedrijvigheid, maar ze zijn wel bezig met nieuwe activiteiten gericht op toerisme. Er is aandacht voor  hun wijn, en je ziet wat restaurantjes en souvenirshops. Wij zaten in Hotel Bolyarski, een gebouw met een rustieke stijl, groot buitenterras met eettafels en een buitenoven. Aardige en goede bediening, stevige kost, goed bier, lekkere borrelhapjes (gebakken champignons en levertjes) en je zit er     gezellig. Alleen bij de kamers waren zaken als douches en wasbakken duidelijk anders dan thuis.
Vanuit Melnik, waar we vier nachten zouden blijven, deden we, in drie groepjes van twee busjes elk, onze excursies. Elke groep onder leiding van één Bulgaarse gids. De excursies die hier beschreven worden zijn dus door alle groepen gemaakt maar niet op dezelfde dag of volgens precies dezelfde route. De volgorde is dus willekeurig.

DE BERGEN IN.
Oostwaarts langs provinciale weg 198 richting Goce Delchev bij de uitlopers van de Pirin-bergen. Eerste stop bij een watervalletje in een rivier in de hoop er waterspreeuwen te zien. Helaas; de waterspreeuw zou deze reis bijna een obsessie worden, want bijna tot op het allerlaatst lukte het maar niet er één te zien. Over een mooie weg reden we steeds wat hoger de bergen in. Vaak werd er gestopt bij rotsformaties waar we zochten naar de grijze gors. Helaas tevergeefs, maar wel waren er altijd weer zwaluwen. Sommigen zagen de sperwergrasmus.
We stopten bij het standbeeld van Goce Delchev de lokale held. Geboren in 1872 en hoog opgeleid werd hij een van de leiders van de guerilla-beweging Komiti, ook wel Vojvodi genoemd. Ze streden voor een onafhankelijk Macedonië tegen de Ottomanen. In 1903 liep hij in een Turkse hinderlaag gelopen en is, na heftig verzet, samen met zijn hele eenheid omgebracht. Hij is een nationale figuur; er is een universiteit naar hem genoemd.
Het standbeeld staat in een mooi gebied met naaldbomen, waar we meteen een koekoek, een vuur-goudhaantje en rondgierende gierzwaluwen zagen. We maakten een wandeling door het bos. On-derweg een paartje grote bonte specht, dat af en aan vloog om hun roodharige jong te voeren. Verder goudvink, Europese kanarie, sijs, staartmees en zwarte mezen. Na een tijdje kwamen we bij een open plek met wat villa’s, waarvan een paar nog in aanbouw. Tussen het bouwmateriaal hadden roodstaarten hun stek gevonden en op het grasveld van een tuin paradeerde parmantig een grote zanglijster. Hoogtepunt was natuurlijk een groep kruisbekken. Die schuimden, heel slordig en veel morsend, de dennenappels af met hun kromme bekjes. Ook namen ze vlak voor ons in een plas een spetterend bad, samen met een grote bonte specht en wat groenlingen. Weer wat verder is nog een zwarte specht gezien, en een grijskopspecht gehoord. 
Toen weer richting Melnik. Onderweg een stop bij een plasdras-veldje vol met prachtige diepblauwe orchideeën en een niet zo schuwe grauw klauwier. Vlak voor Melnik weer het al eerder genoemde gebiedje bij de wijngaard, deze keer goed voor wat zwartkoppen, een cirlgors, grauwe gors, kalander- en kuifleeuwerik en een dwergarend. De groep van Dimiter koos een spannende terugweg aan de overkant van “route 198”. Het ging over een zo uitgesleten pad, wat opgevuld met grote keien, dat de busjes moeite hadden met “beide benen” op de grond te blijven. Maar zulke avonturen worden beloond, in dit geval met een kortsnavelboomkruiper en een notenkraker. Toegegeven, ze lieten zich pas zien na te zijn verleid door de electronische oproepen van Dimiter. Toen de busjes weer op het rechte pas waren teruggekeerd, klonk er een juichend JOEHOE van de bosuil op. In het hotel kregen sommigen in de gaten dat je ook vlees van het spit kon bestellen; dat duurde best even, maar dan had je ook wat! Anderen gingen het dorp in; de Bulgaarse keuken werd uitgebreid ge- en beproefd.
’s Nachts wordt er over het algemeen goed geslapen, alleen de dwergooruilen maakten dat met hun geroep voor sommigen wel tot een lastige opgave.

NOG EEN KEER DE BERGEN IN. 
Deze excursie gaat naar een gebied ten noorden van Melnik. Eerst naar de autobaan (E79) en dan richting Sandanski, bij Strumyani er weer af, de bergen in. Op het stukje tussen Melnik en de grote weg rijd je door een gedeeltelijk ontgonnen landschap. Vlak buiten Melnik is het landschap glooiend, met vee op de weiden. Daarna wordt het wat steiler met ruigere begroeiing. Net na een viaduct ligt links een hoge steile kant, waar op de top van alles beweegt en fladdert zoals gorzen, blonde tapuiten, mezen en klauwieren. Rechts van de weg is een vlak stuk met aan de éne zijde een wal van zo’n tien meter hoog en tweehonderd meter lang, en aan de andere zijde een vlak stuk met wat vennetjes en rietkragen. Bij de wal zat een steenuil, in de wal bevond zich een wand met bijeneters. Verder klauwieren, zwaluwen en een scharrelaar, die van vrij dichtbij waren te zien. In het riet grote karekiet en rietzangers. Over de wal graasden geiten, die zich als klimgeiten gedroegen; ze klauterden ongeveer over de nestgaten van de bijeneters heen. Een klein maar bijzonder stukje vogelhabitat, waar je uren kunt blijven kijken. De karavaan trok natuurlijk verder. Naar de grote weg, en bij een afslag het berglandschap in.
Na het bekende gekronkel met altijd weer interessante stops en stopjes, parkeerden we op een hooggelegen vlak stuk te midden van heuvels en dalen.  In een verlaten stal een aantal nesten van roodstuitzwaluwen. We liepen langzaam over een weggetje naar beneden waar we aan beide kanten allerlei moois zagen zoals hop, rotsmus, sperwergrasmus, Orpheus-grasmus, grauwe en zwarte gorzen, oostelijke blonde tapuit en de altijd aanwezige klauwieren. Tot onze afschuw was zo’n geul met een beekje onderin, volgegooid met vuilnis/afval.  Niemand die het zag (behalve wij dan) maar hoe krijg je die troep ooit weer weg? Terug naar de busjes en weer door. De weg liep nu tussen wat steilere heuvels waar de blonde tapuiten te zien waren. Het was een warme dag en we stopten voor de lunch in de schaduw van een groepje bomen. Hier waren zwartkoppen en nachtegalen niet alleen te horen maar ook te zien! Een paar honderd meter verder langs de weg rees rechts een steile rotswand op met een, zeg maar, kolonie torenvalken, waarvan we even dachten dat het kleine torenvalken waren. Naar ons idee komt het niet veel voor dat er drie, of zelfs vier of vijf nesten zo dicht bij elkaar gelegen zijn. Daar wel; veel muizen zullen we maar zeggen. Het was fascinerend te zien hoe er gejaagd werd, en telkens weer prooi naar het nest werd gebracht.  Dan weer noordwaarts naar Crapa Kresna. Onderweg op de kammen van de rotsen zagen we soms een blauwe rotslijster. Bij Kresna loopt een forse rivier, met stroomversnellingen en ondiepten vol met keien, tussen de heuvels door. 
Bij aankomst zagen we hoog boven ons een grote groep vale gieren overzeilen; een imposant gezicht. Vroeger waren die hier tamelijk algemeen, maar ze waren nog niet zo lang geleden vrijwel verdwenen. In het kader van een beschermingsproject zijn er nieuwe geïmporteerd uit Spanje/Frankijk, en hun aantal stijgt weer gestaag. In de rivier trippelden grote gele kwikken en een enkele plevier en verder wat aalscholvers. Op de weg terug weer de onvermijdelijke stops, waarbij één vlak langs de rivier waar oeverzwaluwen (en rafters) bezig waren. Verderop moet nog de stop met een arendbuizerd genoemd moet worden, waar we na lang zoeken ook nog een grijze gors hoog op de helling vonden. Een mooie excursie in een zeer afwisselend landschap.

NAAR VULKANISCH GEBIED.
Deze excursie hield ons in het gebied rond Melnik. Buiten Melnik weer even stoppen bij het al eerder beschreven viaduct. Dan door naar de Melnisky Piramide, een archeologische opgraving van Romeinse thermische baden. Onderweg er nog even uit op een brug over weer zo’n brede, ondiepe rivier. Eén van ons liet zijn camera vallen; gelukkig zonder schade. Op de keien in de rivier zagen we kleine zilverreiger, blauwe reiger, kleine plevier, en oeverlopers. In het struweel langs de oever een vrolijk tjilpende mussen-kolonie. Door naar het enige Bulgaarse vulkanische gebied - een vlakte aan één zijde begrensd door een steile heuvelrug - met thermische baden; de Romeinen lagen er tweeduizend jaar geleden al in. Ze waren er nog steeds, d.w.z. je zag dikke, rood uitgeslagen Bulgaren in een zwembadachtig complex met heetwaterpoelen. In deze poelruiters waren we niet geïnteresseerd. Wij gingen voor de Eleonora’s valk. We liepen parallel aan de heuvelrug; het was erg warm maar absoluut de moeite waard. Een mooi gebied met in de bomen en het struikgewas grasmussen, gorzen, spreeuwen en bijeneters. Op een rotspunt een schreeuwend jong van een arendbuizerd, en uiteindelijk werd ook de schone Eleonora betrapt. Je weet dat ze imposant is; maar zo groot?! Aan het eind van onze route waren de archeologen bezig; veel mensen maar ogenschijnlijk weinig activiteit. Heel voorzichtig werden onder geleide wat laagjes zand weggeschraapt. Bewonderenswaardig werk, maar we konden niet echt onder de indruk raken van deze archeologische vondst. Terug in de busjes naar de vlakbij gelegen Vanga tempel; een toeristisch park met picknickplaatsen en de nodige stalletjes met souvenirs en fruit.  Na de lunch weer op weg een beetje in de sfeer van: “Hoe warm het was en hoe ver”. Na een rit over een slecht en echt steil bergpad kwamen we op een punt met uitzicht over het dal. Door de warmte zag je weinig activiteit en - het was echt heet - uw schrijver/chauffeur dacht meer aan een kleine siësta dan aan een bergwandeling. De rest ging dapper op pad en kwam, na ruim een uur zonder iets bijzonders gezien te hebben, uitgedroogd terug. Pure pech. Terwijl de luie chauffeur geluk had; tijdens zijn sluimer hoorde hij op de achtergrond het gediedeljoho van de wielewalen. Het was mooi geweest; het terras van het hotel lokte.

LAATSTE EXCURSIE-DAG.
Ons vliegtuig vertrok vroeg en daarom moesten we de laatste nacht in Sofia slapen.  De laatste ex-cursie-dag ging dus vogelend van Melnik naar Sofia.
Sommige groepen gingen via het beroemde Rila-klooster (wereld-erfgoed). Dit klooster lijkt qua structuur op onze middeleeuwse kastelen. Het geheel is ommuurd met de kerk in het midden van een ruime binnenplaats, waar het “volk” rondliep, met in en tegen de muren de woningen van het personeel en de monniken. De kerk en kapellen zijn een indrukwekkend monument van Byzantijnse versiercultuur. De omgeving buiten de kloostermuren is vrij steil met ruige begroeiing waar je de grote gele kwik, de glanskop, de zwarte mees en dergelijke soorten aantreft. 
Anderen gingen direct naar de wetlands dicht bij de grote weg al in de omgeving van Sofia. In het plasgebied van de wetlands zitten de nodige watervogels zoals futen, reigers, roerdomp (gehoord), meerkoet, dodaars, wilde en witoogeend etc. Langs de aangrenzende rietkragen en struwelen de grote en kleine karekiet, de bosrietzanger, en de Balkan gele kwikstaart. Hoog in de lucht trok een paartje kiekendieven de aandacht. We zijn de weg langs de plassen verder afgereden de droge heuvels in. Daar konden we genieten van een buizerd in een kale boom, en verder ook van ortolaan, roodborsttapuit, paapje, staartmees en zwarte mees.
Terug naar de grote weg, de E-80. Als ware truckers lunchten in wegrestaurant “Route 88”, een tent vol met rock-and-roll souvenirs met op de menukaart een ruime keuze uit frites en hamburger gerechten.
Vandaar door naar de laatste bestemming. We hadden natuurlijk veel gezien, maar de groep-Mladen had ook nog wat gemist; de notenkraker en de waterspreeuw. Kon daar op het laatste nippertje nog wat aan gedaan worden? Tot onze verbazing gingen we nota bene naar een skigebied dat zo’n 2000m. boven Sofia ligt. Als de sneeuw weg is en de skiliftjes er maar zo’n beetje bijhangen is een wintersportplaats een “kermis in de regen”, sfeerloos dus. Maar tot onze blijde verrassing vlogen de notenkrakers af en aan, met op de achtergrond een prachtig uitzicht op Sofia. Met ook nog de heg-genmus, de zwarte roodstaart, de grote gele kwikstaart, de beflijster en de vuurgoudhaan, werd een indrukwekkend lijstje vogels gezien.
Dan uiteindelijk terug naar het hotel. Op de parkeerplaats bij het hotel hadden we nogal wat gehar-rewar om de busjes, zonder bijbetaling wegens “schade”, ingeleverd te krijgen. We liepen nog wat  namopperend terug, maar wat zat er in de beek naast de oprit van het hotel? De waterspreeuw, met jong! Ook de laatste open plek op ons wenslijstje was ingevuld.
De laatste avond; na zes dagen en 1200 kilometer is iedereen wat moe. De spullen moeten weer geordend en gepakt, en er is wat onrust omdat onduidelijk is hoe laat het diner nou eigenlijk begint. Maar het diner was als altijd geslaagd, waarbij we onze trouwe gidsen met dank en complimenten overlaadden, en beloofden dat we zeker zouden terugkomen. Het lijken wat obligate woorden, maar geloof het maar, want waar zie je in één week meer dan 170 soorten?

Evert Constandse                                                Bert Roelofs                                          Bertus van den Brink
 

 

 

 


 

Soortenlijst: 175 soorten.
Kwartel Meerkoet Bonte kraai Witte kwikstaart
Fazant Scholekster Raaf Duinpieper
Grauwe gans  Steltkluut Koolmees Graspieper
Knobbelzwaan  Kievit  Pimpelmees Vink
Wilde eend  Kleine plevier Zwarte mees Europese kanarie
Witoogeend  Oeverloper Glanskopmees Groenling
Dodaars   Geelpootmeeuw Rouwmees Sijsje
Fuut   Kokmeeuw Matkopmees Putter
Zwarte ooievaar  Dwergmeeuw Kuifmees Oostelijke Orpheusgrasmus
Ooievaar  Visdiefje Buidelmees Grasmus
Zwarte ibis  Witwangstern Oeverzwaluw Baardgrasmus
Lepelaar  Holenduif Boerenzwaluw Kleine zwartkop
Roerdomp  Houtduif Rotszwaluw Vuurgoudhaantje
Woudaapje  Zomertortelduif Huiszwaluw Goudhaantje
Kwak   Turkse tortel Roodstuitzwaluw Winterkoning
Ralreiger  Koekoek Staartmees  Boomklever
Blauwe reiger  Dwergooruil Kalanderleeuwerik Rotsklever
Purperreiger  Bosuil Kuifleeuwerik Kortsnavelboomkruiper
Grote zilverreiger Steenuil Boomleeuwerik Boomkruiper
Kleine zilverreiger Alpengierzwaluw Veldleeuwerik Spreeuw
Roze pelikaan  Gierzwaluw Cetti-zanger Beflijster
Kroeskoppelikaan Vale gierzwaluw Grote karekiet Merel
Dwergaalscholver Scharrelaar Kleine karekiet Zanglijster
Aalscholver  IJsvogel Ortolaan Grote lijster
Torenvalk  Bijeneter Cirlgors Roodborst
Eleonora-valk  Hop   Zwartkopgors Nachtegaal
Boomvalk  Kleine bonte specht Bosrietzanger Zwarte roodstaart
Slechtvalk  Syrische bonte specht Oostelijke vale spotvogel Gekraagde roodstaart
Visarend  Grote bonte specht Griekse spotvogel Roodborsttapuit
Wespendief  Zwarte Specht Spotvogel Blonde tapuit
Zwarte wouw  Groene specht Fitis Blauwe rotslijster
Vale Gier  Grijskopspecht Tjiftjaf Grauwe vliegenvanger
Slangenarend  Grauwe klauwier Bergfluiter Bonte vliegenvanger
Bruine kiekendief Kleine klapekster Zwartkop Waterspreeuw
Grauwe kiekendief Roodkopklauwier Tuinfluiter Huismus
Balkansperwer  Maskerklauwier Sperwergrasmus Kleine barmsijs
Sperwer   Wielewaal Braamsluiper Kneu
Havik   Vlaamse gaai Spaanse mus Kruisbek
Buizerd   Ekster Ringmus Goudvink
Arendbuizerd  Notenkraker Rotsmus Appelvink
Schreeuwarend  Alpenkauw Heggemus Grauwe gors
Dwergarend  Kauw  Gele kwikstaart Geelgors
Waterral  Roek  BalkankwikstaartGrijze gors
Waterhoentje  Zwarte kraai Grote gele kwikstaart