Inloggen

banner 3origineel20170118

bannerkoereigers

r

valegier


De Extremadura stond al jaren op ons verlanglijstje. Het is een van de beroemdste vogelgebieden van Europa, maar het was er nooit van gekomen. Eerst iets over de achtergronden. De Extremadura heeft een lange geschiedenis omdat vrijwel alle volken en culturen die het Iberisch schiereiland hebben aangedaan er hun sporen hebben achtergelaten. Al voor Christus stichtte de Romeins keizer Augustus de stad Merida dat nog steeds de hoofdstad is. Rond 500 na Christus kwamen de Visigoten die weer door de Moren verdreven werden. De Moren ontwikkelde de streek zowel agrarisch (irrigatie) als cultureel (architectuur). Tegen het einde van de middeleeuwen heroverden de Christenen uit het Noorden het gebied op de Moren en toen werd het land in landgoederen onder de edelen verdeeld.
Het landschap is zeer afwisselend en kan in drie typen verdeeld worden; de Dehesa; de steppen en de bergen. 
- De Dehesa is een gebied met glooiende hellingen en vlakten. Het is in cultuur gebracht maar in een soort combinatie met de natuur. Vanwege de arme grond kan er maar eens in de acht tot tien jaar graan gezaaid worden, waarna het wordt begraasd door koeien en schapen. Er ontstaan dan bos-schages en bomen (kurk- en steeneik), kortom volop ruimte voor de natuur. 
- De steppen beslaan het grootste deel van de Extremadura. Ze liggen op een hoogte van 300m.          In de zomers droog en geel met het geluid van krekels en sprinkhanen, maar in najaar en winter, worden het groene vlaktes met veel steppevogels zoals zandhoenders en trappen bevolkt.                                                                                                       
– De bergen tenslotte. Er zijn drie smalle bergketens met hoge scherpe kliffen en pieken, die lopen van west naar oost, met in het noorden de Gredos; in het midden het Centrale gebergte met het beroemde nationaal park Monfragüe, en het zuiden de Sierra Morena.  Bij de kliffen komen vele roofvogelsoorten voor, die tussen de rotsen beschutte nestlocaties vinden. In de Extremadura vind je de meeste soorten roofvogels in heel Europa.
Omdat Spanje grote behoefte aan water heeft zijn er in de Extremadura, door het leggen van dammen in de vele rivieren, een groot aantal waterreservoirs aangelegd.
Door het afwisselende landschap (en de kunstmatige waterreservoirs) is de Extremadura aantrekkelijk voor vele vogelsoorten.  In voor - en najaar en tijdens de trek vanuit Afrika, zijn er meer dan drie-honderd soorten vastgesteld. Het gebied ligt ten zuidwesten van Madrid, en strekt zich uit tot de grens met Portugal. Het beslaat een oppervlak ter grootte van Zwitserland en heeft een landklimaat met koude winters en hete zomers. “Extreem hard” vandaar misschien de naam Extremadura. Maar die naam kan ook zijn afgeleid van de “andere kant van de Duro”, of misschien van het extreem harde leven dat de droge grond met zich meebrengt.
Genoeg redenen om met de VWG naar de Extremadura te gaan. Waarom was dat dan nooit eerder gebeurd? Het bleek lastig om een geschikt hotel te vinden voor een groep al de onze. Dit keer lukte dat wel. Een betere plek dan hotel Peru in Trujillo hadden we niet kunnen wensen. Trujillo is goed bereikbaar vanuit Madrid, en het ligt midden in de Extremadura. Het is een eeuwenoud Spaans stadje, met een hooggelegen Castillo de Trujillo, en tegenwoordig uiteraard met fiesta’s en festivals. In het middeleeuwse centrum de “Plaza Mayor “, met een standbeeld van Conquistador Pisarro, en allerlei gezellige restaurants. Verder is er natuurlijk een arena voor de stierengevechten.  Het hotel, zeker de keuken, is eenvoudig, maar de bediening is vriendelijk en goed, en het voldeed helemaal aan onze verwachtingen en wensen. Het ligt aan de rand van de stad en je was zo in en uit de stad op weg naar welke bestemming we ook maar wilden.
De reis was gepland van dinsdag 18 tot 25 april. Dinsdagochtend vroeg, maar keurig op tijd, verza-melden we ons, met een recordaantal van 57 deelnemers, op Schiphol. Luchthaven Schiphol??? Kluchthaven Schrikvol zul je bedoelen! Het aantal reizigers was groot, en het aantal controleposten was klein. Gevolg: een enorme opstopping bij de veiligheidscontrole waardoor Albert en José nota bene het vliegtuig misten. Onze reis verliep verder volgens het beproefde recept; de gehuurde busjes stonden klaar op Barajas; de chauffeurs verzamelden hun groep en vertrokken richting Trujillo. De route was boven verwachting goed aangegeven zodat we nergens verdwaalden, en na 275 km kwamen we lekker gaar aan. De meesten gingen op het terras van het hotel wat uitblazen met een drankje, terwijl je heel ontspannen de eerste waarnemingen kon doen. Rond twee uur in de nacht kwamen de arme Albert en José ook nog eens aan in hun inderhaast  gehuurde autootje. Ze hadden de hele dag op Schiphol in onzekerheid gezeten of ze nog wel weg zouden komen. Gelukkig wel, maar het was een moeizame start.
Zoals elk jaar wordt het hele gezelschap verdeeld over de busjes met in elk busje zes of zeven deel-nemers. De excursies worden gemaakt in groepen van twee busjes; alleen het busje met fotografen opereerde solitair. Tevoren hadden de chauffeurs een ontzettend handig boekje van Dave Gosney gekregen waarin zo’n vijftien dagexcursies beschreven zijn. Elke avond overlegden we wie welke excursie zou doen, zodat we elkaar niet in de weg zouden zitten.
Zoals gezegd Trujillo ligt in het midden van de Extremadura. En van daaruit kun je kort samengevat de volgende excursies maken
- In Trujillo zelf kun je bij de stierenarena; bij een visvijver vlak daarbij; in het centrum aan het Plaza Mayor, bij het Castello de Trujillo en N.B. bij de poel schuin tegenover het hotel allerlei aardige waarnemingen doen, en op nog geen vijf kilometer van het hotel ligt de vlakte van Belèn.              
- Zo’n vijftig kilometer ten westen van Trujillo ligt Cáceres. Ten noorden van de lijn Trujillo-Cáceres ligt het steppengebied van Trujillo-Cáceres met vele excursiemogelijkheden.                                                      
- Ten noorden van Trujillo het meest bekende gebied, het Parque Natural de Monfragüe, met iets ten westen daarvan de Serradilla.
- Zuid-  resp. zuidoostwaarts liggen meerdere excursiegebieden zoals bij Santa Cruz de la Sierra; bij het stuwmeer van Siera Brava; de vlakte van San Lucar; de Vegas Altas en als zuidelijkste gebied de Serena.    
- Nog verder, ten zuidwesten van Cáceres liggen de waterreservoirs van Los Barruecos omgeven door grote granieten rotsformaties; iets ten noorden van Cáceres liggen Talavan, Hinoyal en Monroy met een gevarieerd Dehesa, steppe en waterlandschap.                                                                                      
- Als je van Monfragüe, eerst oost- en later zuidwaarts teruggaat jaar richting Trujillo, kom je bij het stuwmeer van Arrocampo, bij Saucedilla.
 - Ten oosten tenslotte (aan de andere kant van de autobaan) naar Madrid ligt een route via Deleitosa naar Cabanas del Castillo.

                                                   TRUJILLO EN OMGEVING. 
Zoals gezegd was er vlak bij het hotel al het nodige te zien. Een aantal van ons ging al voor het ontbijt even kijken bij de poel tegenover het hotel. Over de verschillende dagen was de oogst als volgt: wa-terhoen, meerkoet, koereiger, steltkluut, kleine plevier, krak-, kuif en wilde eend, fuut, dodaars, smient, en dan zijn er vast nog wel wat vergeten.  Rond het hotel, en zelfs vanaf het terras, werden huismus, zwarte spreeuw, torenvalk, zwarte wouw en Europese kanarie gezien. Avondexcursies rond het hotel, op zoek naar (Moorse) nachtzwaluw, leverden niets op. In de muren van de arena nestelen kleine torenvalken, die hun prooien, zoals muizen, zwarte spreeuwen, en graszangers pakken in het grasland eromheen. Verder zie je roodstuitzwaluwen tussen de huis- en boerenzwaluwen.   Midden in het centrum rond de Plaza Mayor kun je vale gierzwaluwen, ooievaars, en, ook hier weer, kleine torenvalken zien. Vanaf het Castillo heb je een prachtig uitzicht op de stad. Er zitten ooievaarsnesten, en een overvliegende vale gier, dwergarend of zwarte wouw is geen uitzondering. Bij de visvijver zagen we steltkluut, dodaars, kleine plevier, waterhoen, meerkoet, wilde eend en zelfs een oeverloper.  Naar de vlakte van Belén is het maar vier kilometer, maar je moet wel “even door Belén” heen. Je rijdt het dorp zo binnen, maar de straatjes worden steeds nauwer, en alleen nadat we de spiegels hadden ingeklapt lukte het net er zonder schuurschade uit te komen. Onze ervaring is dat je geluk moet hebben om op de vlakte wat te zien; sommigen hebben nauwelijks iets interessants gezien; anderen zagen grote en klein trap, kuifkoekoek en zandhoenders, en dan nog vaak ver weg. Nou ja zo kan het gaan in de natuur, het is geen natuurfilm.
                                                
STEPPEN GEBIED TRUJILLO-CACERES
Dit is waarschijnlijk het meest interessante, afwisselende en rijke vogelgebied van de hele Extremadura. De meesten van ons hebben er twee of drie dagen doorgebracht, maar zelfs de hele week was niet genoeg geweest. De steppen zijn beroemd om de aanwezigheid van de grote en kleine trap, en van de zandhoenders. Doordat het gras dit jaar al ruim 50 cm hoog stond hebben wij er relatief weinig kunnen zien.  Er zijn vele wegen door het gebied, waarlangs je vrijwel overal zwarte wouwen; grauwe- en roodkopklauwieren, bijeneters, blauwe eksters, (zuidelijke Iberische) klapekster, diverse leeuweriken, zwarte spreeuwen, Spaanse mussen en grauwe gorzen, en die daarom in dit verslag nauwelijks meer vermeld worden. Het gebied kun je van verschillende kanten benaderen, waarvan hieronder enige worden beschreven.         
- Je kunt over de oude weg, de A-58, vlak voor Cáceres rechtsaf het gebied ingaan. Je rijdt dan meteen een paar kilometer langs rijen palen met nestkasten voor scharrelaars die, toen wij er waren, al voor het merendeel in gebruik waren, zij het dat sommige gekraakt waren door een kleine torenvalk, steenuil en een kauw. Links en rechts van de weg is het steppegebied ideaal voor trappen en hoenders, maar zoals gezegd, door het hoge gras niet of moeilijk zien.                                                                                       
- Na vijf kilometer is er een splitsing. Linksaf gaat een “very rough road”. We zijn wat gewend in vorige reizen dus niet geaarzeld. Helaas werd onze moed niet beloond; het was lang en er werd weinig waargenomen. Na de very rough road kom je op de verbindingsweg van Cáceres naar Talavan/ Hinojal.  Over dat gebied hieronder later meer.                                                                                 
- Als je bij de splitsing naar rechts gaat, ga je naar Santa Marta de Magasca. Voor Santa MdeM ligt een brug waar, door enkelen, een paartje havikarend is waargenomen. Bij Santa MdeM kun je weer twee kanten op. Linksaf naar uiteindelijk Monroy (waarover later), en rechtsaf terug naar de oude weg Cáceres-Trujillo. Op het eerste deel van die weg wordt intensief onderhoud gepleegd. Je kunt erover, maar een wasbord is er niets bij. Het was wel de moeite waard, want je rijdt door een gebied dat afwisselend steppe- en Dehesa-achtig is, en waar je een grote diversiteit van vogels kunt zien. Helaas stond er de eerste dagen van ons verblijf een zeer harde wind; de meeste vogels zochten dekking en waren dus moeilijk zichtbaar. Na ongeveer tien kilometer kun je links afslaan. Dan kom je in een glooiend gebied waar een paar prachtige uitkijkplaatsen zijn. Zoals eerder gezegd was het gras al erg hoog, maar door het goede uitzicht hebben we daar de trappen en zandhoenders het best kunnen waarnemen.  Er zaten met name veel grote trappen die overvlogen om zich te verzamelen, waar ze hun typische baltsgedrag vertoonden.                                                                                          
– Een andere manier om in het gebied te komen is van Trujillo noordwaarts over de ex-208, en dan na dertig kilometer linksaf de e-390 op, waar je vijftien tot twintig kilometer richting Monroy gaat. Ook dit is weer een mooie route door Dehesa-landschap met allerlei waarnemingen. In het eerste stuk hebben de fotografen lang gezeten om de kuifkoekoek er goed op te krijgen. De meeste anderen reden door tot het, niet ver voordat je links naar Monroy afslaat, echt bijzonder wordt. Daar is aan de rechterzijde van de weg een wat meer onderhouden stuk Dehesa, een soort boomgaard met ook parasol-dennen, dat naar een dal afloopt. Daar heb je de beste kans op de grijze wouw. In het Engels “Blackshouldered (zwartgeschouderde) kite”, een naam die veel kenmerkender is dan ons “grijze”.  Hoe dat zij; er was een groep die het geluk had hem te zien terwijl hij in de lucht aan het stoeien was met een slangenarend; spannender kun je het niet krijgen. Vandaar is het een klein stukje naar Monroy, een klein stadje met alle bedrijvigheid rond de kerk. Een goede plaats om met koffie of wat sterkers weer wat bij te komen. Tijdens een van onze bezoeken was er een begrafenis waar het hele dorp bij was, d.w.z. de vrouwen volgden de kist de kerk in, maar de mannen bleven buiten om samen wat te roken. Van Monroy volg je een lange weg, de ccv-128, over een hoogvlakte richting Trujillo. Bij de driesprong waar je rechtsaf weer richting Santa MdeM kunt, moet je stoppen. Het is een bijzonder plekje met in het struweel eromheen het nodige spul zoals tapuiten, gorzen, mezen, klauwieren en dergelijke, en met een weids uitzicht op een stenige vlakte. Je kunt hier uren blijven kijken. Er is een voortdurende luchtshow van grauwe kiekendieven, en als je nauwkeurig de grond afspeurt kun je Kalander-leeuwerik, griel en zelfs kleine trappen vinden. Het is nog een behoorlijk stuk tot Trujillo, met onderweg nog een aantal mooie uitzichten en plekken met patrijzen, bijeneters, witte ooievaars en steenuilen. Al de hier beschreven routes kunnen ook in de andere richting en volgorde gedaan worden, vandaar dat we op vele plaatsen meerdere malen zijn geweest.

                                                 PARQUE NATURAL DE MONFRAGUE
Monfragüe, dit is het meest bekende en dus drukstbezochte gebied. Dus niet in het weekend ernaartoe; dan is het simpelweg te vol! Vanuit Trujillo een kleine 50 km over de ex 208. Meteen buiten Trujillo grote ronde steenklompen in het veld langs de weg; zgn. “bommen”, i.e. restanten uit een vulkanische verleden. Het is Dehesa-landschap; glooiend met verspreid staande kurk- en steeneiken.  Ook hier weer al de vogels die je vaak en veel in de Extremadura zult waarnemen; de zwarte wouw, de blauwe ekster en de kuifkoekoek. Vijftien kilometer vóór Monfragüe ligt een door de Romeinen gebouwde brug over de Almonte, een zijrivier van de Taag. Een prachtige plek voor een stop voor de zwaluwen, die onder de vele bogen van de brug doorscheren, en de meestal aanwezige rotsmussen, grijze gorzen, nachtegaal en zelfs blauwe rotslijster. Er werd een boomvalk onder een van de bogen van de brug gespot. Verder tref je er altijd andere vogelaars, waarmee je wat ervaringen uitwisselt. Dan meteen door naar de gierenrots?  Let op; je hebt nog een keuze. Je kunt eerst nog een afslag nemen naar Serradilla. Daar slinger je de bergen in. De weg wordt smaller, slechter en steiler en het wordt kouder.  Vindt Monsieur Michelin dit “vaut le détour? ” Langs de route omhoog heb je kans op zwarte tapuit, notenkraker, havikarend, en vele andere rovers. De paar groepen die het hebben gedaan zagen nog wel incidenteel zwarte mees, kleine zwartkop, grijze gors en blauwe rotslijster.  Maar: “Vaut le detour???   ……. geen drie sterren”.  Vergeet die afslag dus maar en ga direct door naar de gierenrots, de “Peña Falcon!  Je kunt rechts parkeren aan de voet van de rots met bovenop het Castello. Pittig stukje klimmen maar op de parkeerplaats word je al enthousiast gemaakt door appelvinken en Europese kanaries, en onderweg door putters, kleine zwartkoppen, en westelijke baardgrasmussen. Tegen de rotswand kun je nestjes van rotszwaluwen zien. Sommigen van ons hadden boven erg veel wind, met als gevolg wel een helder uitzicht maar geen gieren. Maar de meesten hebben kunnen genieten van de monniks- en de vale gieren, die je op ooghoogte, soms zelfs van boven, voorbij ziet zeilen. Aan de noordzijde heb je een prachtig uitzicht op de Taag; je kunt er over een steil voetpad naar beneden dwars door een dicht, vochtig bos met kurk- en steeneiken, gedrapeerd met mossen, terwijl de baardmussen en grijze gorzen je in de gaten houden. Aan de zuidwestkant heb je uitzicht op de befaamde gierenrots, de Peña Falcon. Behalve de nesten van de vale gier in de wand van de rots zie je ook aasgieren, slechtvalk, zwarte ooievaar, alpenkraai en raaf rondvliegen.  Weer naar beneden; dat gaat snel. Vanaf de parkeerplaats een klein stukje doorrijden en met wat geluk links langs de weg parkeren. Vanuit een andere invalshoek weer ademloos kijken naar de nesten van gieren en zwarte ooievaars, en naar verschillende andere vogelsoorten. Onvergetelijk. Weer wat verder zagen we een boom met een nest van de Spaanse keizerarend. De hele familie was aanwezig; een unieke ervaring!   De weg vervolgend rijd je een stuk langs de Taag (Tajo). Na enige tijd steek je die over, en ga je naar Villareal de San Carlos, een vlek uitgegroeid tot toeristen-pleisterplaats met bezoekerscentrum en souvenirwinkel. Maar ook daar, tijdens je drankje op het terras, let op overvliegende gieren en arenden. De weg vervolgend rijd je af en aan weer langs de Taag. Een route met prachtige uitzichten en plekken vanwaar je in de lucht roofvogels kunt zien, op de overstaande rotswand (Spaanse)staartmezen, baardgrasmus, verschillende soorten zwaluwen, in het water kwikstaarten en waterspreeuwen en zelfs schildpadden, en bij het busje op de parkeerplaats brutale blauwe eksters. 

                                       HERGUIJELA  en SANTA CRUZ DE LA SIERRA
Tussen deze dorpjes, op vijftien kilometer ten zuidoosten van Trujillo, ligt een prachtig Dehesa land-schap met kurkeiken en bloemrijke weiden, erg aantrekkelijk voor onze fotografen. Er is een grote verscheidenheid aan vogels zoals Orpheus spotvogel, Orpheus grasmus, kanarie, bijeneter, kuifkoe-koek, roodkopklauwier en hop; boven het landschap zwarte wouw, slangenarend, dwergarend en ooievaar, en in en rond poelen dodaars, waterhoen en leeuweriken. In Santa Cruz de la Sierra ligt de ruïne van een oude kerk, waarop diverse ooievaarsnesten, en waarin rots- en roodstuitzwaluwen broeden.

 

                                      SIERA BRAVA   CAMPO LUGAR   VEGAS ALTAS
Als je de weg van Trujillo naar Herguijela vervolgt, kom je bij Zorita. Vandaar verder zuidelijk passeer je achtereenvolgens de volgende gebieden; het stuwmeer van Siera Brava, de vlakte van Campo Lugar, en de velden rond Vegas Altas. Ten zuiden van Vegas Altas ligt La Serena. Alle vier gebieden zijn eigenlijk niet in één dag te doen, en bovendien kun je La Serena veel beter bereiken door de autobaan vanuit Trujillo te nemen, zoals hieronder aangegeven.                                                   
- Links van de weg ligt het stuwmeer van Siera Brava, omringd door een glooiend landschap. Sensati-oneel was een grote groep grote trappen die over het meer op ons af kwam vliegen en bijna recht over ons heen vloog. Op het meer zelf zat niet veel leven. Aanvankelijk was er één kleine zilverreiger zichtbaar op de oever aan de overkant van het meer. Na een half uur waren dat er zeker dertig, want voortdurend kwamen er kleine groepjes over het meer aanvliegen.

                                                                                                                                                                                             - Wat verder kun je rechts afslaan naar Campo Lugar. Een wat eentonige tocht door de vlakte waar je langs de weg een enkele keer een kortteen- maar verder onophoudelijk Kalanderleeuweriken ziet. Het gebied is bekend om grote en kleine trappen, en ook wit- en zwartbuikhoenders, griel, goud- en vorkstaartplevier; maar de meesten van ons hadden niet het geluk deze te zien. Tijdens een praatje in het café (daar wordt wat afgekletst) in Campo Lugar zei een plaatselijke gids dat er nog maar vier paartjes kleine trap zouden zijn. 
– Op grote stukken van de vlakten rond Vegas Altas zijn rijstvelden aangelegd. Daarom zijn er het hele jaar plas-drasgebieden waar allerlei steltlopers, en roofvogels voorkomen. Maar beroemd zijn de enorme hoeveelheden kraanvogels, grauwe ganzen, en eenden als pijlstaart en slobeend, die er in de late herfst en winter zitten. Andere wintergasten zijn blauwe kiekendief, velduil, smelleken en rode wouw. Als de rijstvelden weer onder water staan neemt het aantal vogels ook toe, maar wij waren in het voorjaar, eigenlijk de minst interessante periode voor dat gebied. Toch erg de moeite waard; bij de beroemde oude brug over de Rio Gargaligas, een rijke bloemenzee, waar ringmus, grote karekiet, nachtegaal en Cetti ‘s zanger te bewonderen waren.  Bij ons huppen ze alleen in volières rond, maar bij nog natte slootjes langs de droge rijstvelden vlogen de tijgervink en het St-Helenafazantje vrij rond.  

                                                                            LA SERENA                                
 La Serena, met ruim 100.000 ha., de grootste steppe van Spanje. Het interessante van dit gebied is de verscheidenheid in typen steppe; droge stenige gedeelten, gebieden met puntige rotsen, weidse graslanden en zelfs geploegde stukken of met groenten begroeide akkers. In het zuiden wordt het begrensd door de bergketen “Sierra de Tiros”. Je kunt het je voorstellen: La Serena is de ideale locatie voor cowboyfilms. Omdat het enigszins uit de richting ligt, wordt het veel minder bezocht dan de gebieden in het noorden van de Extremadura.  Er is maar één groep van ons gezelschap daar naartoe geweest.  Was La Serena “vaut le detour?” De omweg viel nog wel mee; het snelst kom je erdoor vanuit Trujillo over de autobaan naar Villanueva, en dan door naar Campanario, te rijden. Een kleine honderd kilometer die je makkelijk in een uur kunt doen. Vanuit Campanario maak je een rondje Serena. Onze route ging oostwaarts, met de klok mee. Meteen buiten de stad rijd je door een nogal rotsachtig heuvelgebied. De weg gaat langs een vrij steile helling met aan de dalkant een riviertje, en aan de bergkant een stenige helling naar de kam. Het uitzicht in het dal is fascinerend.  Bij en in de bomen en struiken langs de beek zagen we hop, bijeneters, scharrelaar, bruine kiek, diverse klauwieren en spreeuwen; bij een vervallen stal een steenuil. Als je aan de bergzijde omhoog keek zag je dwergarend en zwarte wouw; helaas geen rode rotslijster al was het er wel het gebied voor. Een stukje verder kom je bij de punt van de driehoek die La Serena vormt; in het noorden de Embalsa de Zugar (een gigantisch reservoir c.q. stuwmeer) , in de zuidoostpunt het stadje Cabeza del Buey, en Castuera in de zuidwestpunt. Het stuwmeer ligt tussen kale hellingen waardoor het een dooie boel lijkt, misschien wel veroorzaakt door de grote groepen gieren in de lucht. Vandaar gaat het in een rechte lijn van dertig kilometer, dwars door de vlakte, naar Cabeza. Dan zie je pas hoe kaal en groot deze steppe is, en hoe rijk aan typische steppenvogels. Vanzelfsprekend, maar moeilijk te zien, de grote en kleine trap; en hetzelfde geldt helaas ook voor de zandhoenders. Verder zie je bijna overal Kalander-, en kuifleeuweriken, en als je goed oplet, hop en blonde tapuit. Onderweg bij een enkel eucalyptus-bosje een kolonie Spaanse mussen, en wat verderop een kolonie ooievaars. Ergens halverwege bij een afslag met wat begroeiing een steenuil, kleine torenvalk, en in het heggetje een grauwe vliegenvanger, een duinpieper en een roodkopklauwier. Boven de vlakte hangt altijd wel een rover zoals een zwarte wouw, grauwe kiekendief, slangenarend of gier. Na zo’n twintig kilometer bij een poel in de buurt van een boerderij wat vorkstaartplevieren. Ook in die buurt zagen we een bende van zeker honderd (dat is niet overdreven!) vale-, monniks- en aasgieren rond een karkas. Aangekomen in Cabueza was het tijd voor wat koffie, met de lokale specialiteit, een of andere koek, wel lekker. Van Cabueza westwaarts richting Castuera, namen we niet de grote weg maar een binnenweg gedeeltelijk langs het spoor. Voorwaarts in het bekende vogelaarstempo; rijden, stoppen, kijken en weer rijden, stoppen, kijken enz. Je rijdt langs de uitlopers van de bergen, dus soms tussen niet erg hoge maar wel steile rotsachtige heuvels, en dan weer langs beekjes met lieflijke begroeiing en soms wat akkertjes.  Overal hoor en zie je vogels zoals bijeneters, klauwieren, kauwen, kraaien en soms ringmus, zwarte spreeuw, Europese kanarie en putter. Dan kun je van Casuero over de provinciale weg terug naar Campario, maar wij gingen dwars door de steppe weer naar het beginpunt bij de Embalsa de Zugar. Een avontuurlijke tocht met natuurlijk weer veel van hetzelfde, maar het blijft verrassen en in zo’n omgeving krijg je er nooit genoeg van.  Was deze omweg de moeite waard? Dit was volgens ons wel degelijk een drie-sterrenbestemming! Onze groep ging vandaar naar Vegas Altas, welk gebied hierboven reeds beschreven is.

                                                                   TALAVAN    HINOJAL
Er is een weg van Cáceres noordwaarts naar Talavan. Je kunt er ook vanuit het oosten vanuit Monroy komen; dat hangt af van de dagexcursie die je maakt. Komend vanuit Cáceres kom je langs het stuwmeer "Embalse de Talava”.  Als je daar parkeert ga je over een loopbrug naar een kijkhut waar je purperkoet en ijsvogel kunt zien. Als je wat verder doorloopt zie je het bordje Presa de Talavan. Van-daar, langs het steppelandschap met kans op kuifleeuwerik, grote trap, Iberische klapekster, bijeneter en hop, bereik je een tweede schuilhut, met prachtig uitzicht op het meer.  In de winter gebruiken de kraanvogels de oevers als rustgebied, en er kunnen zelfs otters worden gespot. Over het riet uitkijkend zagen wij ijsvogel, krooneend, grote karekiet, Orpheus spotvogel, fuut en bruine kiekendief.                                                                                                                                                                            - Terug naar de busjes en, via Talavan, naar de vlakte ten zuiden van Hinojal. Dat is een relatief klein, rechthoekig, gebied waar echter verrassend veel steppevogels voorkomen. Je rijdt er omheen en komt dan “vanzelf” de bekende soorten tegen zoals kuifkoekoek, blauwe ekster, hop, bijeneters, kalander-, Thekla’s-, en kortteenleeuwerik (bij de drinkbakken van de schapen), waarbij sommigen van ons ook het geluk hadden om trappen, wit- en zwartbuikzandhoen te zien. Verder een paar grote groepen Spaanse mussen, die over het veld scheerden op zoek naar zaadjes. Ook zijn het een soort onderhuurders, onderin de takken e.d. van ooievaarsnesten zie je ze in- en uitvliegen. Absoluut een interessant gebied, en aantrekkelijk voor de fotografen, maar niet bijzonderder dan grote delen van de vlakten Trujillo-Cáceres.
                                                                       LOS BARRUECOS
Ten zuiden van Cáceres liggen Los Barruecos; dat zijn twee waterreservoirs, waarvan er één al in de zestiende eeuw is ontstaan. Het water was vroeger vooral nodig voor het wassen van de wol, een belangrijk product voor de export naar de Nederlanden. Bij de reservoirs staan nog de nodige euca-lyptusbomen, oorspronkelijk geplant voor papierproductie maar door hun grote waterbehoefte elders veelal gekapt. Daarin zwarte spreeuw en blauwe ekster. Maar in dit gebied kom je voor de watervogels. Steltkluten, ooievaars en reigers zie je al bij de eerste poel. De zogenaamde lange route voert je langs beide reservoirs, waar je meerkoet, blauwe reiger, dodaars en fuut in het open water ziet. Vlak boven het water scheren huis-, boeren-, en roodstuitzwaluwen op jacht naar insecten. Hoog in de lucht diverse roofvogels zoals dwergarend, slangenarend en zelfs Spaanse keizerarend, en steenarend. Het boeiendst vonden we toch de Provençaalse grasmus, de Cetti ’s zanger, de kleine zwartkop en de roodborsttapuit in de struiken langs het water. In het gebied zijn een aantal kunst-voorwerpen/beeldhouwwerken geplaatst, waarvan sommige door ooievaars als nestplaat worden gebruikt.

                                                                         ARROSCAMPO
Arroscampo (of ook wel Arrocampo) is een stuwmeer aangelegd om de kerncentrale bij Almaraz van koelwater te voorzien. In de Extremadura wordt trouwens op veel plekken energie opgewekt; je ziet grote stukken vol met zonnepanelen en windmolens. Sinds de ingebruikname in 1983 mocht de natuur rond Arrocampo zijn gang gaan. Er heeft zich een rijk begroeid gebied gevormd dat vele watervogels heeft aangetrokken. Vanuit Trujillo is het makkelijk te bereiken door op de autobaanrichting Madrid bij Almaraz af te slaan naar Saucedilla. Een ander mogelijkheid is, terugkomend van een excursie naar Monfragüe, de weg via Serrejon en Casatejada naar Saucedilla te nemen. Aan de zuidkant van Saucedilla zijn er twee afslagen het gebied in. Welke afslag je ook neemt; je rijdt eerst door “het veld”, met graszangers, zwarte spreeuwen, kuifleeuweriken en Spaanse mussen. Na een kleine kilometer is er een splitsing waar je rechtsaf naar de eerste kijkhut gaat, waar je vlak bij een keuterboer kunt parkeren. Vanaf de kijkhut heb je een prachtig uitzicht over het stuwmeer en de met riet begroeide oever. Je hoort de snor, en op en tussen het riet zagen we Cetti ‘s zanger, grote en kleine karekiet, rietzanger en ook een woudaapje. In het water verschillende eenden waaronder de kuif- en de witoogeend, en verder dodaars, meerkoet, waterhoen, en purperkoet! Verder zwarte ibis en lepelaar, en ook aan reigers geen gebrek zoals blauwe-, koe-, grote en kleine zilverreiger, kwak en, alleen daar gespot, de purperreiger. Als je van de kijkhut wat doorloopt verdwijnt de rietkraag en krijg je een open uitzicht over het meer naar de overkant. Op de oever steltkluut en kleine plevier. En boven het meer zie je kokmeeuw, lachstern, witwangstern, visdief en grote aalscholver vliegen. Langs de overzijde van het meer ligt een soort, honderden meters lange, betonnen steiger, een meter boven het water. Niet duidelijk is wat de functie hiervan is maar het wordt in elk geval als rustplaats door veel vogels gebruikt. Bij de volgende kijkhut is dat beter te zien.  Daar kom je door even terug te gaan naar eerdergenoemde splitsing, waar je nu linksaf gaat en uitkomt bij de tweede kijkhut. Hier ben je dichter bij de steiger en herken je veel aalscholvers, maar ertussen zitten ook tureluurs, en reigers. De diverse sterns vliegen hier veel dichterbij, en zijn dan ook goed waar te nemen. Al met al is Arrocampo het grootste en rijkste plas-drasgebied van de Extremadura, en daarom zijn alle groepen er ook meermalen op bezoek geweest.

                                                   SAUCEDILLA   CABANAS de CASTILLO
De laatste dag moesten we rond vier uur op het vliegveld in Madrid zijn zodat we genoeg tijd zouden hebben om de busjes af te tanken en in te leveren. In de ochtend konden we dus nog een kleine, laatste excursie maken; we konden er immers geen genoeg van krijgen. De laatste dag op school was altijd vrij spelen, deze laatste dag was het niet anders en elk busje ging zijn eigen gang. De meesten bleven in de omgeving van Truijillo, of gingen nog eens langs Arrocampo. Er ging ook een busje naar het Deleitosa gebied; dat rechts ligt van de autobaan richting Madrid. Na de afslag naar Deleitosa volg je de weg langs een heuvelrug, Las Villuercas.  Het is een zeer ruig en indrukwekkend landschap populair bij alle arend soorten. Na Rematosa is er een gunstig uitkijkpunt om behalve een slechtvalk ook de Spaanse keizer, de dwerg-, de steen-, de slangen- en de havikarend te zien. Hier zou ook een goede kans bestaan op de zwarte tapuit, die pas door een enkele groep was gespot. Onze tocht eindigde bij Cabanas de Casitillo, een eeuwenoud dorpje, als een adelaarsnest tegen de steile heuvel geplakt. Met wat geluk konden we ons busje kwijt. Na een steile klim, tussen twee zeer karakteristieke “pillars of rock” door, kwamen we op een punt met een prachtig uitzicht op het dal. Ook daar roofvogels alom. De eerste die terugging wachtte beneden bij een kerkje en meende op het dak van een huisje een zwarte tapuit te zien; het was tegenlicht, dus enige twijfel was terecht. Na het nodige heen en weer gepraat waren we het erover eens; een blauwe rotslijter. Ook leuk, maar onze groep moest het zonder zwarte tapuit doen. Aan alles komt een eind, en dit was het eind van onze Extremadura-reis. Nog tweehonderd kilometer naar het vliegveld van Madrid.
De laatste tweehonderd kilometer naar het vliegveld van Madrid, het inleveren van de busjes en de terugvlucht verliep zonder enige tegenslag of oponthoud. Elke keer als we weer thuis zijn denken we dat de afgelopen reis de mooiste was. Dat kan niet kloppen want elke reis is mooi op zijn eigen wijze.   Ook deze reis was een groot succes, en we zijn vast van plan weer eens terug te komen.

 


Evert Constandse                    Bertus van den Brink                      Bert Roelofs


Soortenlijst: 175 soorten
Knobbelzwaan Griel Vale gier
Grauwe gans Kievit Monniksgier
Nijlgans Oeverloper Dwergarend
Bergeend Tureluur Bruine kiekendief
Tafeleend Kokmeeuw Grauwe kiekendief
Slobeend Witwangstern Rode wouw
Smient Slangenarend Zwarte wouw
Holenduif Spaanse keizerarend Buizerd
Zomertortel Grote bonte specht Steenuil
Witbuikzandhoen IJsvogel Hop
Waterral Grauwe klauwier Bijeneter
Canadese kraanvogel Gele kwikstaart Scharrelaar
Kraanvogel Groenling Kleine torenvalk
Kluut Cirlgors Torenvalk
Bontbekplevier Buidelmees Wielewaal
Bonte strandloper Kortteenleeuwerik Iberische klapekster
Watersnip Boomleeuwerik Roodkopklauwier
Groenpootruiter Thekla’s leeuwerik Blauwe ekster
Bosruiter Sprinkhaanzanger Gaai
Vorkstaartplevier Kleine karekiet Ekster
Geelpootmeeuw Oeverzwaluw Kauw
Visdief Tjiftjaf Raaf
Visarend Baardgrasmus Zwarte kraai
Havikarend Roodborst Huismus
Sperwer Nachtegaal Spaanse mus
Dwergooruil Bonte vliegenvanger Grote gele Kwikstaart
Draaihals Blonde tapuit Witte kwikstaart
Groene specht Krakeend Vink
Boomvalk Wilde eend Kneu
Slechtvalk Kwartel Putter
Alpenkraai Rode patrijs Europese kanarie
Roek Dodaars Grauwe gors
Heggenmus Fuut Grijze gors
Sint-Helenafazantje Rotsduif Pimpelmees
Tijgervink Houtduif Koolmees
Ringmus Turkse tortel Kalanderleeuwerik
Rotsmus Alpengierzwaluw Veldleeuwerik
Graspieper Gierzwaluw Kuifleeuwerik
Rietgors Kuifkoekoek Graszanger
Zwarte mees Koekoek Snor
Westelijke vale spotvogel Purperkoet Orpheusspotvogel
Rietzanger Waterhoen Grote karekiet
Bergfluiter Meerkoet Huiszwaluw
Fitis Kleine trap Roodstuitzwaluw
Westelijke Orpheusgrasmus Grote trap Boerenzwaluw
Westelijke baardgrasmus Zwarte ooievaar Rotszwaluw
Grasmus Ooievaar Cetti's zanger
Brilgrasmus Woudaap Zwartkop
Boomkruiper Koereiger Kleine zwartkop
Spreeuw Blauwe reiger Winterkoning
Gekraagde roodstaart Purperreiger Zwarte spreeuw
Zwarte tapuit Grote zilverreiger Zwarte roodstaart
Grote lijster Kleine zilverreiger Blauwe rotslijster
Zanglijster Aalscholver Paapje
Zwartbuikzandhoen Steltkluut Roodborsttapuit
Vale gierzwaluw Kleine plevier Tapuit
Kwak Lachstern Merel
Lepelaar Grijze wouw 
Zwarte Ibis Aasgier